Startpagina / Samenvattingen / Class notes - Geschiedenis 3 / handel-champagnestreek-landbouwmodel

De middeleeuwen van 900 tot 1450 - Landbouw, handel en nijverheid

31 belangrijke vragen over De middeleeuwen van 900 tot 1450 - Landbouw, handel en nijverheid

Hoe zag het landschap er uit in West-Europa en wat had dit te maken met de landbouwgronden?

Tussen 500 en 900 (vroege middeleeuwen) zijn grote delen van West-Europa nog begroeid met wouden. De mensen wonen op open plekken die ze als landbouwgrond gebruiken.

Waar bevindt zich het Romeins landbouwmodel?

In Zuid-Europa.

Wat bevat het Germaans landbouwmodel?

Veeteelt
Pluk van bosvruchten
Opbrengst van de jacht
Visvangst

Hoe gebeurd de verspreiding en versmelting van het Romeinse en het Germaans landbouwmodel?

De kloosterorden verspreiden het Romeinse landbouwmodel over de rest van Europa waar het vervolgens versmelt met de Germaanse methode.

Wat gebeurt er met het klimaat tussen de 10e en de 13e eeuw?

Er vindt een gemiddelde temperatuurstijging plaats = een verbetering van het klimaat.

Wat is de link tussen de klimaatopwarming en de bevolkingstoename?

Een klimaatverbetering leidt tot meer landbouwopbrengsten (meer voedsel), waardoor de bevolking kan stijgen.

Welk systeem hanteerden de boeren op het domein in de vroege middeleeuwen en wat is dit?

Het tweeslagstelsel. Dit is een systeem waarbij de landbouwgrond in 2 percelen (slagen) wordt verdeeld. Elk deel wordt volgens een beurtrol 1 jaar bezaaid en 1 jaar braak gelaten om de grond te laten herstellen.

Wat gebruikten ze voor de karploeg?

Voor de karploeg haar intrede deed bewerkten de boeren de gronden met een kleine houten schuifploeg deze konden de grond slechts ondiep bewerken.

Door wat worden zowel de schuifploeg als de karploeg voortgetrokken? Geef vb.

Door lastdieren: paarden, ossen en zelfs koeien werden hiervoor gebruikt.

Hoe werden de ploegen aan de trekdieren bevestigd?

De ploegen werden met een touw, riem of een juk aan de nek van het trekdier bevestigd. Het trekdier droeg in zijn nek een gareelbespanning.

Uit welke 4 opdrachten bestaat het landbouwwerk doorgaans?

Ploegen/spitten (= de grond in gereedheid brengen)
Zaaien
Maaien (= de oogst binnenhalen)
Dorsen

Wat is dorsen? Hoeveel tijd werd hier aan gespendeerd? Met wat gebeurt dit?

Korrels of zaden uit een gewas slaan.
=> 3/4 van de boer zijn tijd wordt hieraan gespendeerd.
=> Dit gebeurt met de dorsvlegel.

Wie stimuleren de technische vooruitgang? Hoe?

Kloosterorden stimuleren de technische vooruitgang hun gebruik van water en windmolens raakt snel verspreid.

Wat gebeurt er desondanks de vernieuwing? Hoeveel oogst een boer? Wat is de grootste tegenvaller?

De voedselproductie blijft laag. Gemiddeld oogst de middeleeuwse boer maar drie - tot viermaal meer dan hij heeft gezaaid. De grootste tegenvaller is misoogst.

Wat is de voeding in de middeleeuwen? Wat eten ze? Wat gebeurd er?

De voeding is erg eenzijdig. De middeleeuwer eet veel brood en zelden of nooit vlees (uitgezonderd de rijken) = verzwakking van het lichaam = vatbaar voor ziektes.

Bewijs dat de voeding van de gemiddelde middeleeuwer eenzijdig was.

Ze beschikken over zuivel- en graanproducten. Er ontbreken diverse groenten (vitamines) en vlees (kracht).

Hoe gaat het op vlak van handel in de 5e en 7e eeuw?

Na de val van het West-Romeinse Rijk is de handel in West-Europa beperkt: mensen leven geïsoleerd in kleine landbouwnederzettingen (= domein) en proberen in hun eigen onderhoud te voorzien (= een autarkie).

Waar is er wel handelsactiviteit (5e - 7e eeuw)?

Aan de kusten van de Noordzee, de Oostzee en vooral de Middellandse Zee.

Geef voorbeelden van waar er handel wordt gevoerd aan de kusten van de Middellandse Zee. Wat wordt hier ingevoerd?

Genua
Pisa
Venetië

=> hier worden nog steeds allerlei luxeproducten uit het oosten ingevoerd zoals specerijen, zijde, reukwaren, ...

Wie voert die handel bij de tijdelijke heropleving van de handel?

Vooral de Friezen en de Noormannen domineren die handel.

Wat zorgt er voor verstoring in de handel bij de tijdelijke heropleving van de handel?

Door plundertochten van diezelfde Noormannen en invallen van de Islamieten (en de Magyaren).

Dankzij wat nemen in de 10e eeuw de landbouwoverschotten toe?

Politieke stabiliteit
Verbetering van het klimaat
Verbeterde landbouwtechnieken

Wat ontstaan er geleidelijk aan in de handel? Wie? Waar?

Geleidelijk aan ontstaan er intense handelscontacten. Handelaars uit Noord- en Zuid-Europa ontmoeten elkaar op jaarmarkten van de Champagnestreek.

Wat verkopen Zuid-Europese handelaars? Voor wie zorgt dit voor concurrentie?

Oosterse producten. = grote concurrentie voor

de Byzantijnen
de Arabieren

Wat verkopen Noord-Europese handelaars?

Hout
Textiel

Wat zijn de nadelen van deze transcontinentale handel, met de champagnestreek als centrum?

Slechte wegen verhinderen een vlot transport.
Men kan niet veel goederen tegelijk vervoeren.
Struikrovers vormen een constante dreiging.

=> zo ontstaat 'De Hanze'.

De vele tollen bemoeilijken het maken van grote winsten.

Vanaf de 13e eeuw wordt de handel past echt internationaal. Hoe gebeurt dit?

Ondernemende kooplui gaan op zoek naar nieuwe handelsroutes over zee. Dankzij verbeteringen in de scheepvaart pendelen vanaf de 13e eeuw eerste schepen tussen Italië en enkele Noordzeehaven.

Wat zijn de gevolgen van dat de handel internationaal wordt?

De Champagnestreek verliest aan belang.
Noord-Europese havensteden zoals Brugge, Londen en Lübeck groeien uit tot internationale handelscentra.

Welke producten worden uit het oosten ingevoerd?

Specerijen, suiker, zijde, wapens, katoenen stof, parels.

Wie importeert de oosterse producten uit Europa?

De Italianen.

Waarom wordt de Champagnestreek belangrijk voor de handel tussen Italië en Vlaanderen?

De Champagnestreek ligt ongeveer halfweg tussen beide regio's.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

Geschiedenis 3

Bekijk samenvatting

Een unieke studie- en oefentool
Nooit meer iets twee keer studeren
Haal de cijfers waar je op hoopt
100% zeker alles onthouden

Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding