Leerpad A - Cursus morfologie van de tanden

35 belangrijke vragen over Leerpad A - Cursus morfologie van de tanden

Geef plaatsaanduiding van de gebitselementen met letters en een cijfer van de nummers 16, 21, 36, 45, 33, 55, 63, 72 en 84.

16= M1sd
21=I1ss
37=M2is
45=P2id
33=Cis
55=m2sd
63=css
72=i2is
84=m1id

Faciaal en front vlak

Beide termen worden gebruikt voor labiale en vestibulaire vlakken.

Welke kaakhelft bestaat uit twee helften die in het midden vergroeid zijn?

De maxilla
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Elke tand is opgesteld in een ..1.. en is daarin stevig verankerd via ..2.. Deze verbinding is enigszins verend waardoor een schok dempende werking optreedt. Het ..3.. is het botdeel dat alle tanden van een kaak bevat en ondersteunt.

  1. alveole (tandholte)
  2. bindweefselvezels (parodontaal ligament)
  3. alveolair bot

Wat maakt de bewegingen van de onderkaak ten opzichte van de schedelbasis mogelijk?

Het kaakgewricht ( ATM: Articulatio temporomandibularis; TMG: Temporomandibulair gewricht – TMJ: Temporomandibular joint)

Waar bestaat de tong uit en noem de kenmerken?

Tongbasis: verbonden met de mondbodem via een dunne slijmvliesplooi; de tongriem
tonglichaam:
eindigend in de tongpunt:

Wat is glazuur en wat zijn de kenmerken?

Glazuur is het hardste weefsel in het lichaam. Deze doorzichtige laag bedekt de anatomische kroon van de tand.

Wat is de cej en schrijf het vol uit.

De cement-glazuurgrens (cej = cemento-enamel junction) is de plaats waar de glazuurkap eindigt en is duidelijk te zien door het kleurverschil tussen het glazuur op de kroon en het cement van de wortel.

Wat is dentine en wat zijn de kenmerken?

= Dentine bevind zich onder het glazuur en loopt door naar de wortel-> daar bedekt met cement.
  • Zachter dan glazuur
  • 70% uit anorgnische kalkzouten, celweefsel, vezels en organisch materiaal.

In het dentine lopen microscopisch kleine buisjes, de ..1.. waarin de uitlopers van de odontoblasten liggen.

  1. dentinetubuli

Wat is cement en wat zijn de kenmerken?

Cement is het minst gemineraliseerde tandweefsel. Het bevat voor 40 % kalkzouten en collagene vezels.

Wat is een pulpa en wat zijn de kenmerken?

De pulpa-> netwerk van zenuwvezels, bloedvaten, lymfevaten en bindweefsel in een holte centraal in de tand.
Deze pulpaholte bestaat uit een kroongedeelte (camerale pulpa) en een wortelgedeelte (wortelkanalen).

Kam/crista/ridge

Langwerpige lijst of hoge langwerpige glazuurrichel op een vlak.

De marginale kam/randlijst

Is een richel langs de grens van een vlak.

De transverse/transversale kam

De driehoekige kammen van 2 knobbels die tegenover elkaar staan en samenkomen ter hoogte van de centrale fissuur vormen samen een transverse kam.

Hoe noemt men de kleinere fissuren die zich bevinden op de tandoppervlak?

Supplementaire fissuren

Alle tanden en hun omgeving worden bezenuwd door de ..1.. . Dit is de ..2.. hersenzenuw. Deze zenuw ontspringt aan ..3.. (deel van de Hersenstam). Het is een ..4.. zenuw. Deze zenuw verzorgt de ..5.. van het aangezicht en mondholte; inclusief de tanden en een deel van de tong maar stuurt eveneens de motoriek van de ..6.. .

  1. Nervus trigeminus
  2. 5e
  3. de Pons
  4. gemengde
  5. sensoriek
  6. kauwspieren

Alle tanden worden van bloed voorzien door aftakkingen van de ..1.. . De ..1.. is zelf een aftakking van de ..2..  (halsslagader). Deze arterie is een aftakking van de ..3.. . De tanden van de mandibula worden voorzien van bloed door een grote aftakking van de ..4.. , dit is de ..5.. .

  1. arteria maxillaris
  2. arteria carotis externa
  3. arteria carotis communis
  4. arteria maxillaris
  5. arteria alveolaris inferior

De ..1.. loopt naar de tand en treedt deze binnen via het ..2.. . Deze arterie voedt de wortelkanalen in de pulpa. De arterie van het parodontaal ligament gaat naar het PL (parodontaal ligament) om daar een ..3.. (netwerk) te vormen en het te voorzien van bloed.

  1. arteria dentalis
  2. foramen apicale
  3. plexus

De ..1.. voeden het alveolair bot rond de tand. Ze worden ook ..2.. genoemd als ze zich in een septum bevinden. Onder de sulcus en het aanhechtingsepitheel bevindt zich een ..3.. Deze ..3.. is verbonden met het bloedvatensysteem onder het orale epitheel.

  1. intra-alveolaire arteriën
  2. intraseptale arteriën
  3. gingivale bloedvatplexus

Wat is de functie van de centrale snijtand 1ste kwadrant?

  1. Voedsel snijden
  2. articulatie
  3. ondersteuning van lippen
  4. onderkaak geleiden tijdens beweging

Wat is de algemene vorm van de centrale snijtand 1ste kwadrant?

  • Vestibulair vlak: trapeziumvormig (soms schopvormig)
  • Approximale vlakken: driehoekig
  • De kroon is langer dan breed
  • Er zijn 2 oppervlakkige fissuren waardoor 3 lobben ontstaan: een mesiale, een centrale en distale lob.
  • Hoekkenmerk. De mesiale hoek is recht en distale hoek is stomp.
  • Er is fors cingulum, maar iets meer naar distaal gelegen.
  • Palatale fossa

Noem de kenmerken van morfologie van de laterale snijtand 1ste kwadrant 12

  • Vestibulair vlak: trapeziumvormig, Approximale vlakken: driehoekig
  • Kroon is duidelijk langer dan breed
  • De incisale rand loopt schuin af naar distaal waardoor de mesiale grens langer is dan de distale.
  • Hoekkenmerk , vlakkenmerk: Mesio-incisale hoek is bijna 90° en de disto-incisale hoek is meer afgerond.

Benoem paar kenmerken van de morfologie van de definitieve bovenhoektand 1ste kwadrant (13)

  • Vestibulair: vijfhoek Approximale vlakken: driehoekig
  • Met wortel meegerekend langste tand van het gebit
  • De hoektand is vaak donkerder en iets geler dan de snijtanden
  • 2 fissuren verdelen het vestibulaire vlak in 3 lobben: mesiale lob, forse centrale lob en distale lob.
  • Knobbelpunt ligt richting mesiaal

Benoem paar kenmerken van de morfologie van de 1ste boven premolaar 1ste kwadrant 14.

  • Vestibulair: vijfhoek,  Approximaal: trapezium,  Occlusaal: zeshoekig
  • Het buccaal vlak van de 1ste P lijkt op hoektand maar iets meer vierkantig.
  • De vestibulaire/buccale kam is aanwezig
  • Palatale knobbel is naar mesiaal en buccale ligt iets naar distaal getipt
  • Distale marginale fissuur niet aanwezig!
  • 2 wortels (1b, 1p) met een uitholling op mesiaal worteloppervlak: de fossa canina.
  • P knobbel is kleiner dan de B knobbel

Benoem paar kenmerken van de morfologie van de 2de bovenpremolaar 1ste kwadrant (15)

  • 2e P is kleiner, symmetrisch en ronder dan de 1ste P
  • B knobbelpunt wijkt naar mesiaal af en daardoor is de distale knobbelhelling langer.
  • P knobbel evenlang als B knobbel.

Noem paar kenmerken van de morfologie van de 1ste BK M 1ste kwadrant (16)

  • 5 knobbels->
    • 1.Mesio-buccale knobbel
    • 2.Disto-buccale knobbel
    • 3.Mesio-palatale knobbel
    • 4.Disto-palatale knobbel
    • 5.De knobbel van Carabelli
  • Fissuren:
    • A: De buccale fissuur -> loopt tussende mesio-buccale knobbel en de disto-buccale knobbel.
    • B: De disto-palatale fissuur-> loopt tussen de forse mesio-palatale knobbel en de kleinere disto-palatale knobbel
    • C: De mesiale en distale marginale fissuur-> doorbreken de marginale kammen
    • D: De centrale fissuur verbindt de mesiale fossa en de distale fossa
  • Kammen:
    • 1: De transverse kam
    • 2: De oblique/ schuine kam
    • 3: Mesiale en distale marginale kam die doorbroken worden door de mesiale en distale marginale fissuren.
  • De fossae:
    • 1: De centrale fossa ligt mesiaal van de schuine kam.
    • 2: De distale fossa ligt distaal van de schuine kam
    • 3: De mesiale driehoekige fossa
    • 4: De distale driehoekige fossa
  • Wortel:
    • 1: Een mesiobuccale wortel
    • 2: Een distobuccale wortel is de kleinste en kortste wortel.
    • 3: De palatale wortel is de grootste, de langste en sterkste.

Noem paar kenmerken van de morfologie van de 2e BK M 1ste kwadrant (17)

  • 2e molaar is in alle dimensies kleiner dan de 1e molaar
  • Vestibulair en Approximaal trapezium,  Occlusaal onregelmatige parallellogram
  • Geen carabelli, disto-palatale knobbel erg klein soms zelfs ontbreken.
  • 3 wortels netals de 16
  • Knobbels 4:
    1. De mesio-buccale knobbel
    2. De disto-buccale knobbel
    3. De disto-palatale knobbel
    4. De mesio-palatale knobbel

Noem paar verschillen tussen de 1ste en 2e BK M.

  1. 2e M kan een 3-knobbelige type voorkomen.
  2. 2e M geen carabelli
  3. Wortels 2e M minder gespreid
  4. De mesio-distale afmeting is bij de 2de molaar veel kleiner.

Noem paar kenmerken van de morfologie van de definitieve centrale ondersnijtand 4e kwadrant (41)

  • Smalste en meest symmetrische tand.
  • Linguaal een gladdere anatomie zonder kammen en pitten
  • M en D beide hoeken zijn scherp
  • 1 rechte wortel M en D afgeplat met 1 kanaal.

Morfologie van de definitieve laterale snijtand 4de kwadrant (42)

  • Zeer gelijk aan de centrale i behalve dat de incisale rand meer afloopt naar D
  • Cingulum
  • Marginale kammen
  • Linguale fossa

Morfologie van de definitieve onderhoektand 4de kwadrant (43)

  • Rechthoekig langer dan breed.
  • OK c is kleiner dan BK c
  • BK c heeft een rechte mesiale kant
  • BK is spitser (scherper) dan de OK
  • Vestibulair vijfhoek, approximaal driehoek
  • M en D fissuur-> ontstaat een centrale labiale lob
  • Punt ligt naar mesiaal-> m helling kort
  • M grens opvallend recht.

Morfologie van de 2de premolaar onderkaak 4de kwadrant (45)

  • 2e p groter dan 1ste p maar B knobbelpunt is minder scherp
  • Symmetrischer dan de 1ste P
  • B knobbel minder scherp dan de 1ste P
  • Knobbel ligt centraal dit vlak meer symmetrisch is dan bij de 1ste P
  • 3 soorten occlusale vlakken vertonen:
    • U-type met 1 L knobbel
    • H-type met 1 L knobbel
    • Y- type met 2 L knobbel
  • 1 wortel en die is langer en wijder dan 1ste P

Morfologie van de 1ste ondermolaar 4de kwadrant (46)

  1. 5 knobbels:
    1. Mesio-buccale knobbel
    2. Mesio-linguale knobbel
    3. Disto- buccale knobbel
    4. Disto-linguale knobbel
    5. Distale knobbeltje
  2. B vlak verdeeld in 3 lobben-> mesio-buccale groeve en de disto-buccale groeve beide eindigen in een pit

Morfologie van de 2de ondermolaar, 4de kwadrant (47)

  • Kleiner maar symmetrisch dan de 1ste ondermolaar
  • 4 knobbel, distale knobbeltje ontbreekt.
  • 2 transverse kammen van B naar L
  • 3 fossae's, 5 fissuren
  • 2 wortel 3 kanalen, distale, mesio-buccaal, mesio-linguaal kanaal

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo