Het cyclische karaktervan het diagnositsche proces - toepassing binnen levenslooppsychologie
11 belangrijke vragen over Het cyclische karaktervan het diagnositsche proces - toepassing binnen levenslooppsychologie
Wat houdt Spearman’s tweefactorenmodel van intelligentie in?
- Algemene intelligentie (g): Bepaalt prestaties op intellectuele tests.
- Specifieke factor (s): Testspecifieke invloed naast g.
- Hypothetisch construct: Intelligentiescores zijn geen directe metingen.
- Kritiek: g wordt gezien als ondeelbaar, maar latere theorieën identificeren meerdere factoren.
Welke meerfactorentheorieën over intelligentie bestaan er?
- Eysencks achtfactorentheorie (1939): Acht brede intelligentiefactoren.
- RADEX-theorie (Guttman, 1970): Ordening van vaardigheden in complexe hiërarchieën.
- Guilford’s model (1967): 120 factoren, met nadruk op creativiteit.
- PASS-theorie (Das, 2002): Vier functies: planning, aandacht, simultane en opeenvolgende verwerking.
- CHC-theorie (Carroll, 1993):
- Stratum III: Algemene intelligentie (g).
- Stratum II: Brede cognitieve vaardigheden.
- Stratum I: Specifieke vaardigheden.
Wat is emotionele intelligentie (EI) en wat zijn de uitdagingen bij dit concept?
- Definitie: Vermogen om eigen en andermans emoties te herkennen, reguleren en gebruiken in besluitvorming.
- Kritiek:
- Verwarring door overlap met persoonlijkheidstheorieën.
- Gebrek aan theoretische onderbouwing en bruikbare meetinstrumenten.
- Moderne focus: Onderzoek naar hoe emoties besluitvorming en denken beïnvloeden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Hoe onderscheidt Cattell vloeiende en gekristalliseerde intelligentie binnen Spearman’s g?
- Vloeiende intelligentie (gf):
- Inductief redeneren en probleemoplossen.
- Sterk beïnvloed door biologische factoren.
- Gekristalliseerde intelligentie (gc):
- Kennis en vaardigheden opgebouwd door ervaring.
- Beïnvloed door cultuur en onderwijs.
Wat zijn de drie strata van de Cattell-Horn-Carroll (CHC)-theorie?
- Stratum III: Algemene intelligentie (g).
- Stratum II: Brede cognitieve vaardigheden (bijv. geheugen, visueel-ruimtelijk vermogen).
- Stratum I: Specifieke cognitieve vaardigheden (bijv. korte-termijn geheugen).
Wat heeft onderzoek naar de erfelijkheid van intelligentie aangetoond?
- Studies met mono- en dizygote tweelingen tonen aan:
- Erfelijkheid: Grootste invloed (hersengrootte en biologische factoren).
- Omgeving: Minder dan 50% invloed op intelligentie.
Wat is een belangrijk aandachtspunt bij het gebruik van IQ-tests voor classificatie en selectie?
- IQ moet niet als een absoluut getal worden gerapporteerd; altijd vermelden met betrouwbaarheidsinterval.
- IQ-tests zijn minder betrouwbaar bij extreme scores (zeer lage of hoge waarden).
- Normgroepen zijn vaak klein, wat invloed heeft op de betrouwbaarheid in de praktijk.
- Flynn-effect: Gemiddelde IQ-scores stijgen met ongeveer 5 punten per 10 jaar door factoren zoals verbeterde scholing.
Wat zijn enkele problemen met classificatiesystemen voor IQ-scores?
- Verschillende tests kunnen tot uiteenlopende IQ-scores leiden, afhankelijk van normeringen en afname.
- Bij IQ-waarden <70 (verstandelijke beperking) differentiëren tests slecht.
- Terminologie zoals "zwakzinnig" of "zwakbegaafd" heeft een negatieve lading; gebruik termen zoals "verstandelijk beperkt."
- Klassieke systemen (bijvoorbeeld Resing & Blok) hebben vaak beperkte reikwijdte voor "gemiddeld" IQ (slechts 20 punten).
Hoe beïnvloedt de levensloop de toepassing van intelligentietests?
- Kinderen/Adolescenten: Tests helpen bij schoolkeuze, verklaren van leer- en gedragsproblemen, en inzicht geven in cognitieve discrepanties.
- Volwassenen: Gebruikt bij loopbaan- en beroepskeuzes en bij verkenning van sterke/zwakke cognitieve kanten.
- Ouderen: Meten van cognitieve achteruitgang (bijvoorbeeld bij dementie of hersenletsel). Gekristalliseerde intelligentie blijft vaak stabiel; vloeiende intelligentie neemt af.
Waarom is culturele ‘fairness’ belangrijk bij intelligentietests?
- Testresultaten kunnen beïnvloed worden door etnocentristische elementen zoals moeilijk taalgebruik, gedateerde normen, en cultuurgebonden voorbeelden.
- Migranten kunnen structureel lager scoren zonder dat dit hun werkelijke intellect weerspiegelt.
- Zorgvuldigheid is cruciaal om adverse impact te vermijden, waarbij groepen op oneigenlijke gronden benadeeld worden.
Welke rol speelt het Flynn-effect in intelligentieonderzoek?
- Flynn-effect: Scores op intelligentietests stijgen gemiddeld 5 punten per 10 jaar.
- Oorzaken: Verbeterde scholing en bekendheid met testmethoden.
- Gevolg: Verouderde normgroepen leiden tot overschatting van IQ-scores.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden















