Samenvatting: Beeldonderwijs En Didactiek | 9789001809348 | Ben Schasfoort

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Beeldonderwijs en didactiek | 9789001809348 | Ben Schasfoort

• 1 Beeldonderwijs

  Dit is een preview. Er zijn 20 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat zijn grofweg de drie ontwikkelingsfase van het beeldend vermogen bij kinderen in het platte vlak?

  * Periode 1 (1,8 t/m 4 jaar)  krabbelen en materiaalhantering --> krabbelen en hanteren, overgaand naar de gecodeerde werkelijkheid 
  * Periode 2 (5 tot 9,4 jaar) de gecodeerde werkelijkheid --> creatief coderen, schema tekenen en vormen
  * Periode 3 (9 - 15 jaar) de zichtbare werkelijkheid --> harmonie, chaos, ordening.  
  * volkomen zelfstandigheid (na de pubertijd)

• Waarom moet men de leeftijdscategorieën binnen de ontwikkeling van het beeldend vermogen als richtlijn beschouwen?

  Er zijn (voornamelijk externe) factoren die tot gevolg hebben dat het beeldend vermogen vh ene kind sneller ontwikkelt dan het andere. (denk aan beroepen ouders)

• Waar gaat het om bij de didactiek mbt beekdinderwijs?

  De leraar speelt in dit onderwijsproces een leidende en docerende rol.

• Het plezier dat een kind heeft in het ritmisch bewegen en in het onderzoeken van onbekend materiaal leidt tot de eerste grafische sporen op een vlak. Hoe verloopt de geleidelijke overgang van grof-naar fijnmotorisch werken?.

  Krassen --> sporen ontstaan min of meer bij toeval. De aandacht is niet gericht op actie.
  Grote gebogen zigzag lijnen --> tekenbeweging ontstaan vanuit het middel terwijl het kind zit. Vanuit schouder (meer horizontaal) en vanuit elleboog meer (meer verticaal).
  Doorlopende cirkelvormige lijnen (spiraal, kluwen). Schouder- en ellebooggewricht zijn dan middelpunt van een grote cirkelbeweging.
  Kleinere tekentjes, doelbewust neergezet. Beweging hoofdzakelijk vanuit vingers en de pols.

• Wat zijn factoren die  kinderen er toe brengen om gesloten vormen te maken?

  * Een ontwikkelende beheersing van de motoriek en het plezier dat daaraan beleefd kan worden.
  * naast een vaardigheidstraining, ook een onbewuste poging zich van een beschermde afgesloten omgeving te voorzien.

• Wat is een merkwaardig stadium in de overgang naar de gecodeerde werkelijkheid?

  Wanneer het kind voor het eerst zijn tekeningetjes gaat benoemen. Het benoemde heeft voor volwassene vaak niets te maken met het beeld wat zij vormen bij dat onderwerp. Kinderen zijn ook niet eenduidig bij hun beweringen, hondje kan papa worden.

• Waarom wordt beeldcultuur als opdringerig bevonden?

  In de huidige westerse maatschappij zijn visuele beelden buutengewoon opdringerig aanwezig.

• Wat is de laatste stap in de overgang naar de gecodeerde werkelijkheid?

  Het ogenblik dat het kind zelf overeenkomsten gaat ontdekken tussen een reeds door hem getekende of gebouwde vorm met  een bepaalde eigenschap van een persoon of ding uit de hem omringende wereld.

• Waarom wordt beeldonderwijs en kunst ondetwezen aan  kinderen als ze zelf toch geen beelden gaan maken?

  Kinderen leren door vormen en beelden taal te gebruiken

• Wat is het meest wezenlijke verschil tussen de fase van de gecodeerde werkelijkheid met de krabbelfase?

  Het kind gaat vooraf bepalen wat het onderwerp is dat hij gaat maken de willekeurigheid verdwijnt.