Vloeistofchromatografie - kolom
14 belangrijke vragen over Vloeistofchromatografie - kolom
Wat zijn de mobiele en stationaire fase bij vloeistofchromatografie (LC)?
- De mobiele fase (ook wel eluens) is een vloeistof die door het systeem stroomt en de stoffen meeneemt.
- De stationaire fase is een vloeistof die gecoat is op een vaste drager (bijvoorbeeld silica-deeltjes), waarop de scheiding van stoffen plaatsvindt.
Wat is het nadeel van het gebruik van kleine deeltjes in HPLC, volgens de weergegeven formule?
Hoewel kleine deeltjes zorgen voor betere scheiding, heb je daardoor krachtigere pompen en sterkere kolommen nodig.
Waarom heeft GC een lagere schotelhoogte (H) dan HPLC bij hogere flowsnelheden?
Daarnaast is de diffusie in gas (GC) veel sneller dan in vloeistof (HPLC). Hierdoor kunnen componenten in GC zich sneller verdelen over de stationaire fase, wat leidt tot lagere H-waarden (betere efficiëntie) bij hogere flowsnelheden.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Wat is het verschil tussen NP (Normal Phase) en RP (Reversed Phase) chromatografie?
- Stationaire fase is polair (bijv. –OH, –NH₂).
- Mobiele fase is apolair.
- Polaire stoffen elueren later, doordat ze sterker hechten aan de stationaire fase.
- Stationaire fase is apolair (bijv. C8, C18).
- Mobiele fase is polair (meestal water met methanol/acetonitril).
- Apolaire stoffen elueren later, doordat ze langer hechten aan de apolaire fase.
Hoe worden functionele zijgroepen aan de stationaire fase van een HPLC-kolom gebonden?
Deze silanolgroepen reageren met organochloorsiloxanen, waarbij een functionele groep (R) aan het oppervlak wordt gebonden.
Hierdoor ontstaan aangepaste kolommen (bijv. C18, fenyl) met specifieke polair/apolair eigenschappen. De reactie geeft HCl als bijproduct.
Hoe werkt Normal Phase chromatografie en wat gebeurt er bij verhoging van de polariteit van het eluens?
Als je de polariteit van het eluens verhoogt, lossen polaire stoffen (zoals A) beter op in de mobiele fase en elueren daardoor sneller (lagere t<sub>R</sub>).
→ Verhoogde eluenspolariteit = kortere retentietijd voor polaire componenten.
Hoe werkt Reversed Phase chromatografie en wat gebeurt er als je de polariteit van het eluens verlaagt?
Als je de polariteit van het eluens verlaagt, lossen minder polaire stoffen (zoals C) beter op in de mobiele fase en elueren daardoor sneller (lagere t<sub>R</sub>).
→ Lagere eluenspolariteit = kortere retentietijd voor apolaire componenten.
Wat kan je zeggen over de restgroepen van de organosiloxanen
Hoe polairder, hoe beter voor LSC (polaire kolom).
Wat is het effect van een langere koolstofketen (zoals methyl, octyl, octadecyl) op de retentietijd (tR) in chromatografie?
- Grotere capaciteit (meer interactieoppervlak)
- Sterkere apolaire interacties met analyten
- Langere retentietijd (tR), vooral voor apolaire stoffen zoals tolueen
→ Dus: hoe langer de C-keten, hoe sterker de retentie van apolaire stoffen.
Wat zijn belangrijke beperkingen van silica-gebaseerde kolommen in HPLC?
Wat is endcapping en waarom is het nodig bij silica-kolommen in HPLC?
- Slechts ±60% van de silica-oppervlakte wordt gemodificeerd met functionele groepen (zoals C18)
- Hierdoor blijven er vrije silanolgroepen (–Si–OH) over
- Die vrije groepen kunnen water of polaire stoffen binden → dit veroorzaakt staartvorming (asymmetrische pieken)
- Endcapping = nabehandeling waarbij vrije silanolgroepen worden afgedekt met kleine groepen zoals trimethylsilyl
- Alternatief: triethylamine toevoegen aan mobiele fase om silanolinteracties te blokkeren
Hoe kies je een geschikte kolom voor een analyte met een molecuulmassa < 2000 g/mol?
- Ionisch → gebruik ionenwisselingschromatografie
- Niet-ionisch/ion-paired → gebruik normale fase met cyano of amino
- Niet-polair of licht-polair (bijv. in hexaan, toluen) → reversed-phase kolom (C18, C8, fenyl, cyano)
- Matig polair (bijv. in CHCl₃ of CH₃OH) → kies tussen:
- Adsorptiechromatografie op silica
- Normale-fasechromatografie met cyano/amino/diol
- Adsorptiechromatografie op silica
- Sterk polair (bijv. alcoholen/acetonitril) → normale fase met cyano of amino
Hoe pak je een HPLC-analyse aan bij een onbekend monster?
- Eerst: bepaal de polariteit van het monster
- Kies tussen LSC of RP-HPLC (meestal 90% kans op RP-HPLC)
- Begin met RP-HPLC met een C8-kolom
- Voer 3 metingen uit met verschillende zuivere eluens (mobiele fase) die sterk verschillen in polariteit
- Kies de mobiele fase waarbij de meeste pieken in de eerste 5 ml eluaat zichtbaar zijn → bijmengen met water
- Werkt dat niet? Probeer dan C18-kolom
- Als ook dat niet werkt: overstappen naar gradiëntelutie
Welke analysetypes kun je uitvoeren met RPHPLC en LSC?
- RPHPLC (Reversed Phase) wordt gebruikt voor het scheiden van matig polaire en polaire verbindingen
- Stof moet een apolair deel bevatten, anders bindt het niet aan de stationaire fase
- Bijvoorbeeld:
- C18-kolom voor apolaire stoffen
- C8-kolom voor mengsels met zowel apolaire als polaire componenten
- C18-kolom voor apolaire stoffen
- Stof moet een apolair deel bevatten, anders bindt het niet aan de stationaire fase
- LSC (Liquid Solid Chromatography) wordt gebruikt voor het scheiden van weinig polaire stoffen
- Hierbij gebruik je een matig polaire mobiele fase
- Hierbij gebruik je een matig polaire mobiele fase
- Zeer polaire kolommen worden gebruikt voor het scheiden van suikers en alcoholen
- Bijvoorbeeld in bierproductie
- Bijvoorbeeld in bierproductie
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden















