Samenvatting: Gedrag In Organisaties | 9789001766672 | Gert Alblas, et al

Samenvatting: Gedrag In Organisaties | 9789001766672 | Gert Alblas, et al Afbeelding van boekomslag
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Gedrag in organisaties | 9789001766672 | Gert Alblas, Ella Wijsman.

  • 1 Individu en organisatie 11

    Dit is een preview. Er zijn 32 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Geef de definities van organisatie en organiseren.

    Een organisatie is een duurzaam, doelgericht, geregeld samenwerkingsverband.

    Organiseren is het systematisch en in onderlinge samenwerking opzetten en uitvoeren van activiteiten gericht op het verwezenlijken van doelen.
  • Wat betekent people equity?

    Nettowaarde van de werknemers. Wat leveren werknemers op voor de organisatie.

  • (IK)Noem de uitgangspunten van de theorie van Maslow (1943 - 1954)

    1. Deprivatie van behoeften leidt tot activatie. Deprivatie = onbevredigde behoefte. Is de behoefte bevredigd, zal het activiteitenniveau afnemen.
    2. Behoeften zijn hiërarchisch geordend. Eerst zal de meest fundamentele behoefte bevredigd moeten worden, daarna komt bovenliggende behoefte van de pyramide.

    Overigens wordt de laatste behoefte zelfontplooiing niet gedreven door deprivatie, maar door de wens zich te ontplooien tot het meest optimale menszijn dat ze kunnen bereiken.
  • (IK)Beschrijf het ontstaan van het behoefteprofiel en noem de drie behoefteprofielen van McClelland (1971 - 1976).

    Ieder individu ontwikkelt in de eerste levensjaren een behoefteprofiel. In dit profiel is een behoefte aanwezig en deze dominante behoefte bepaalt de gerichtheid van de persoon, onafhankelijk van de situatie waarin die persoon zich bevindt.
    1. Prestatiebehoefte; de persoon is vooral gericht op het leveren van goede prestaties. Hij zal dan ook situaties opzoeken waarin hij wordt uitgedaagd en kan laten zien wat hij in huis heeft.
    2. Machtsbehoefte; De persoon streeft naar invloed en controle over anderen.
    3. Affiliatiebehoefte; de persoon is vooral gericht op het scheppen van goede relaties met anderen.
  • Wat wordt bedoelt met de wet van het effect (McClelland)?

    Volgens McClelland is de dominante behoefte aangeleerd. In dit leren speelt de beloning van gedrag (Wet van effect) een grote rol. Dus als bepaald gedrag een positieve consequentie oplevert, zal dat gedrag of die aanpak vaker gebruikt worden.
  • (IK)Verschillen Maslow - Alderfer - McClelland

    Maslow -> Hiërarchische ordening van onder naar boven.
    Alderfer -> mogelijkheid dat verschillende behoeften tegelijkertijd aanwezig zijn en dus geen vaste ordening/hiërarchie.
    Alderfer -> Frustratie-regressiehypothese; hoe meer de bevrediging van hogere behoeften gefrustreerd wordt, des te belangrijker de behoeften van een lager niveau worden.
    McClelland -> McClelland gaat uit van aangeleerde behoeften ipv aangeboren behoeften.
  • (EK)Wat bedoelt men met een geconditioneerde handeling?

    Als een bepaalde handeling steeds gevolgd wordt door positieve bekrachtiging, zal na enige tijd in dezelfde situaties dezelfde handeling volgen.
  • (BT) Wat is de verwachtingstheorie?

    Het overwegingsproces om te komen tot bepaald gedrag, is door Vroom beschreven in de verwachtingstheorie. Volgens deze theorie hangt dit af van verschillende overwegingen.
    1. het verband tussen inspanning en prestatie; de ingeschatte kans dat een bepaalde inspanning tot goede prestaties leidt.
    2. het verband tussen prestaties en opbrengsten; leidden goede prestaties inderdaad tot gewaardeerde opbrengsten?
    3. De waarde van opbrengsten; de optelsom van negatieve en positieve opbrengsten.
  • (BT) Wat is de attributietheorie?

    Attribueren is een proces waarin mensen proberen te achterhalen wat de oorzaken zijn van hun eigen gedrag en het gedrag van anderen.

    Als men de oorzaak bij zichzelf zoekt dan noemen we dat interne attributie. Als het falen of het succes wordt toegewezen aan de omstandigheden en dus buiten de persoon zelf, noemen we dat externe attributie.

    Zelfverdiende vertekening -> positieve zaken aan jezelf toeschrijven, negatieve zaken aan omgeving.

    Fundamentele attributiefout -> de oorzaken van gedrag toeschrijven aan eigenschappen van persoon, in plaats van aan omstandigheden.
  • Noem de 5 dimensies van de persoonlijkheidstest de Big Five?

    1. Extraversie = de expressieve stijl; Spraakzaam, spontaan, uitbundig. Lachen graag en raken mensen aan. Kunnen veel prikkels aan en werken graag samen.
    2. Vriendelijkheid = de interpersoonlijke stijl; gericht op behoeften en belangen van anderen.
    3. Zorgvuldigheid = werkstijl; nauwgezet, ordelijk, stipt, schematisch en doelgericht.
    4. Emotionele stabiliteit = de emotionele stijl; onverstoorbaar en koelbloedig, stressbestendig.
    5. Openheid voor ervaringen = de intellectuele stijl; fantasierijk, creatief en reflectief.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart