Plaatsbepaling, functies en vestiging van aansprakelijkheidakelijk - Zelftoets
6 belangrijke vragen over Plaatsbepaling, functies en vestiging van aansprakelijkheidakelijk - Zelftoets
Henk huurt van eigenaar Elise een gemeubileerd huis. Op een dag krijgt Henk een woedeaanval en vernielt hij een groot deel van het meubilair. Welk van onderstaande uitspraken is juist?
Welke van de onderstaande uitspraken over de uitgangspunten en functies van het aansprakelijkheidsrecht is onjuist?
Naast compensatie worden genoegdoening en preventie als belangrijke functies van het aansprakelijkheidsrecht genoemd. Vergelding is geen doelstelling van het aansprakelijkheidsrecht, dat ligt in het domein van het strafrecht. De schadevergoedingsverplichting heeft geen punitief karakter (beoogd geen leed toe te voegen).
Beoordeel de onderstaande stellingen op hun juistheid:Stelling 1
In het arrest Zutphense juffrouw werd de maatschappelijke onzorgvuldigheid als vorm van onrechtmatigheid aangenomen.
Stelling 2
In het arrest Lindenbaum/Cohen werd een inbreuk op een recht als vorm van onrechtmatigheid aangenomen.
D is het gevraagde antwoordalternatief. Beide stellingen zijn onjuist. De maatschappelijke onzorgvuldigheid werd pas in het arrest Lindenbaum/Cohen aangenomen als een vorm van onrechtmatigheid (in dit arrest 'ging de Hoge Raad om'). De maatschappelijke onzorgvuldigheid werd in het arrest Zutphense juffrouw nadrukkelijk (nog) niet als vorm van onrechtmatigheid aangenomen. De inbreuk op een recht was ten tijde van beide arresten reeds opgenomen in de wet als een vorm van onrechtmatigheid. Zie hierover G.E. van Maanen, 'Lindenbaum/Cohen', Ars Aequi 2009/11, p. 778-780.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden
Welke van de onderstaande stellingen over het vereiste van ‘onrechtmatigheid’ zoals neergelegd in art. 6:162 BW is juist?
Antwoord D is juist. Rechters zijn in gevallen dat het gaat om ongevallen die thuis in de privésfeer gebeuren inderdaad terughoudend met het aannemen van aansprakelijkheid. Men spreekt wel over een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Zie hierover Hartlief e.a. 2024, nr. 49 en het arrest Jansen-Jansen.
Beoordeel onderstaande stellingen ten aanzien van het begrip toerekenbaarheid uit artikel 6:162 lid 3 BW op hun juistheid: Stelling 1
Indien een kind dat de leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt een onrechtmatige daad pleegt, kan deze daad op grond van wet niet aan hem worden toegerekend.
Stelling 2
Ondanks het feit dat iemand net zijn rijbewijs heeft, kan een onrechtmatige daad toch aan hem worden toegerekend op grond van schuld.
Welke van de onderstaande stellingen over het relativiteitsvereiste is onjuist?
Antwoord C is onjuist. In dit arrest heeft de Hoge Raad juist geoordeeld dat de staat niet aansprakelijk was omdat niet was voldaan aan het relativiteitsvereiste.
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden















