Sociologische criminologie - kritiek op de Chicago school en voorzetting van de ecologische criminologie

18 belangrijke vragen over Sociologische criminologie - kritiek op de Chicago school en voorzetting van de ecologische criminologie

Wat was de uiteindelijke conclusie uit het onderzoek van Shaw en Mckay?

Dat de delinquente subcultuur bovenstaand is voor de belangrijkste facotr voor criminaliteit in de betrokken buurten

  1. Hoe lang duurde het project in Chicago, wie was het hoofd?
  2. Wat was de evaluatie?

  1. Het Chicago Area Project werd 25 jaar onafgebroken voortgezet tot de dood van Shaw in 1957.
  2. Het werd nooit geëvalueerd.
  3. Vergelijkbaar project in Bostonwel, Miller (1962).

    • Er werden nauwe relaties aangegaan met de gangs (recreatieve activiteiten, scholing)
    • Na participeren en cijfers van de rechtbank na 3 jaar, vermindering criminaliteit minimaal.

  1. Hoe lang duurde het project in Chicago, wie was het hoofd?
  2. Wat was de evaluatie?

  1. Het Chicago Area Project werd 25 jaar onafgebroken voortgezet tot de dood van Shaw in 1957.
  2. Het werd nooit geëvalueerd.
  3. Vergelijkbaar project in Bostonwel, Miller (1962).

    • Er werden nauwe relaties aangegaan met de gangs (recreatieve activiteiten, scholing)
    • Na participeren en cijfers van de rechtbank na 3 jaar, vermindering criminaliteit minimaal.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

  1. Hoe lang duurde het project in Chicago, wie was het hoofd?
  2. Wat was de evaluatie?

  1. Het Chicago Area Project werd 25 jaar onafgebroken voortgezet tot de dood van Shaw in 1957.
  2. Het werd nooit geëvalueerd.
  3. Vergelijkbaar project in Bostonwel, Miller (1962).

    • Er werden nauwe relaties aangegaan met de gangs (recreatieve activiteiten, scholing)
    • Na participeren en cijfers van de rechtbank na 3 jaar, vermindering criminaliteit minimaal.

Welke 5 kenmerken komen terug in het werk van de Chicago School volgens Stark? (1987)

1. Bevolkingsdichtheid
2. Armoede
3. Gemengde functies (zowel woningen als welkplaatsen)
4. Snelle wisseling van de bevolking (veel migratie)
5. Verval (staat van onderhoud van gebouwen is slecht)

Noem de effecten van het project van Miller in Boston en conclusie

-Er werden nauwe relaties aangegaan met de gangs.
-Zij namen deel aan recreatieve activiteiten.
-Toegang tot scholing en betreden van de arbeidsmarkt.
De conclusie na participeren en cijfers van de rechtbank na 3 jaar dat vermindering van criminaliteit minimaal was.

Wie concludeerde dat het Chicago Area Project mislukt was?
Wanneer kwam hier verandering in en door wie?

Lundman (1993) concludeerde dat het Chicago Area Project had gefaald in preventie van jeugddelinquentie.

In 1978 toonde Kornhauser aan dat de theorie van Shaw en McKay  uit 2 onderliggende elementen bestaat:
  1. De sociale ontwrichting van de buurt en gebrek aan sociale controle.
  2. Het subculturele element, het delinquent gedrag wordt ondersteund door de normen en waarden van de buurtbewoners.

Wat stelt Rover als grootste theorie van het criminele gedrag?

Dat het gaat om het opgroeien in een slechte omgeving. Dit ligt dan ook aan de buurtgerelateerde sociale netwerken.

Wat volgde uit de discussie tussen Shaw en McKay en Kornhauser?

  • Shaw en McKay theorie: criminaliteit komt op door sociale ontwrichting, waarbij de delinquente subcultuur een structuur creëert voor crimineel gedrag.
  • Kornhauser (1978) conclusie: sociaal ontwrichte buurten als primaire oorzaak kregen sowieso te maken met criminaliteit met of zonder delinquente subcultuur.

Welke 4 factoren geven Van Dijk en Huisman aan het ontstaan van crimineel gedrag?

1. Een beperkt toekomstperspectief en begrensde maatschappelijke aspiraties
2. Fysieke kenmerken van de wijk, die gelegenheden bieden voor criminaliteit en overlast
3. De ontwikkeling van in de wijk aanwezige circuits, die ook buiten de wijk kunnen opereren
4. Gebrek aan formele en informele sociale controle

Kritiek op de Chicago School:

1. In sommige steden liggen de sloppenwijken juist aan de rand van een wijk.
2. De meeste bewoners in een slechte wijk zijn niet crimineel.
3. Hoe sterker de informele sociale controle in een buurt des te lager problematisch gedrag.

Wat weet je van community control en hoe werd dit empirisch ondersteund?

  • Kornhauser (1978) baseerde community control op de sociale ontwrichting van Shaw en McKay.
  • De kern hiervan is de overdracht van criminaliteit en criminele waarden in een buurt terwijl de bevolking compleet vernieuwd.
  • Dit werd ondersteund door data onderzoek van Bursik en Webb waar criminaliteitscijfers in verschillende wijken gelijk bleven bij een compleet nieuwe bevolking.

Vijf zones van de Chicago School:

1. Loop - centraal zakencentrum
2. Overgangszone (meeste criminaliteit, als gevolg van sociale ontwrichting Shaw & McKay)
3. Arbeidersklasse
4. Middenklasse
5. Forensen

Wat zijn de kenmerken van buurten met hoge criminaliteitscijfers volgens Stark?

Deze Buurten hebben volgens Stark 5  kenmerken:
  1. Bevolkingsdichtheid (density)
  2. Armoede (poverty)
  3. Gemengde functies (mixed use); buurten met woningen, fabrieken, werkplaatsen die gelegenheid tot criminaliteit geven.
  4. Snelle wisseling van de bevolking (residential mobility)
  5. Verval (dilapidation); onderhoud aan gebouwen is slecht.

Waar richtte Sampson zijn aandacht op en wat was zijn conclusie.

Sampson richtte zich op de realtie van buurten en criminaliteit. (1995), armoede alleen was geen oorzaak van criminaliteit maar een combinatie van factoren.
  1. Armoede
  2. Instabiele familie structuren
  3. Hoge mate van mobiliteit
  4. Bevolkingsdichtheid; (bepalende factor voor het niveau van criminaliteit volgens Sampson).

Welke kritiek is er op de ecologische benadering?

  1. Het ondervonden patroon in Chicago niet voor alle steden. (sloppenwijken in ontwikkelingslanden vaak aan de rand van steden)
  2. (Stark 1987) De meeste bewoners van 'slechte buurten' zijn niet crimineel, alcoholist of drugsverslaafd.
  3. Stark (verwijst Gans en Suttles): de banden mensen kunnen grote stress verdragen zonder dat hun loyaliteit aan maatschappelijk waarden verminderd.
  4. Elliot (1996): belang van informele sociale controle in buurt die problematisch gedrag jongeren verminderd, ondanks 'ecologische achterstand'.

Wat is de nuancering van de invloed van de buurt?

Rovers (1997, 1999) stelde op basis van statistisch onderzoek in Rotterdam dat wonen in een 'slechte' buurt en buurt gerelateerde netwerken als oorzaak voor ontstaan van crimineel gedrag niet bevestigd wordt nog houdbaar is.
  • Jongeren ontlenen hun sociale netwerken vooral via school en  vrije tijd besteding.
  • De mobiliteit van jeugdige criminelen is vergroot waarbij delicten buiten de eigen buurt worden gepleegd.
  • Bewoners van andere buurten plegen criminaliteit in de onderzochte buurten.

Wat zijn de factoren volgens van der Leun, Snel en Engbersen (1998) voor het verklaringsmodel van de katalysatoren voor het ontstaan van crimineel gedrag?

  1. Een beperkt toekomstperspectief en begrensde maatschappelijke aspiraties.(-scholing -arbeidsmarkt)
  2. Fysiek kenmerken van de wijk die gelegenheden bieden voor criminaliteit en overlast. (stadsvernieuwing, onveiligheid in de openbare ruimte, coffeeshops).
  3. De ontwikkeling van de criminele circuits in de wijk die ook buiten de wijk opereren.
  4. Gebrek aan formele en informele sociale controle.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo