Samenvatting: Bhv - Ehbo Onderwijs Voor Baby's En Kinderen

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van BHV - EHBO Onderwijs voor Baby's en Kinderen

  • 1 Introductie

  • Waar staan de letters in de ABCDE-methode voor?

    Airway (luchtweg), Breathing (ademhaling), Circulation (bloedsomloop), Disability (Beperking) en Exposure (Blootstelling).
  • 2 Een goede start

    Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Aan de hand van welke 2 vragen oordeel je of de situatie veilig is om 1e hulp te verlenen?

    1. Is het veilig om het slachtoffer te benaderen?
    2. Ligt het slachtoffer op een veilige plaats?
  • Welke beschermingsmaatregelen kan je treffen om te voorkomen dat het slachtoffer een besmettelijke aandoening aan jou overdraagt?

    • Draag latex of nitril handschoenen
    • Gebruik een beademingsdoekje- of masker
  • Wat zijn de algemene communicatieregels bij het benaderen van een slachtoffer?

    Benader het slachtoffer vanuit zijn gezichtsveld, benoem wie je bent en dat je gaat helpen. Leg stapsgewijs uit wat je doet en luister naar het slachtoffer.
  • Wat zeg je als 1e hulpverlener tegen een kind tijdens een ongeval?

    Zeg geruststellende dingen, zoals 'papa en mama komen er zo aan' als ouders onderweg zijn, of 'een huisarts gaat kijken naar jouw arm'. Vertel wat je doet, bijvoorbeeld 'We houden eerst je vinger onder de kraan'. Als er een knuffel ligt bij een kind, geef die dan of leg de knuffel tegen het kind aan.
  • Wat doe je als je twijfelt om de huisarts te bellen of 112?

    Kies er altijd voor om 112 te alarmeren.
  • Hoe vervoer je een slachtoffer?

    Een slachtoffer vervoer je met de auto. Indien mogelijk is het verstandig om:
    • Een extra bestuurder te hebben.
    • Het slachtoffer met een hulpverlener achter in de auto te laten zitten.
    • Het slachtoffer achter de bijrijderstoel te laten zitten .
    Zo kan de bestuurder zich concentreren op de weg en kan het slachtoffer niet naar hem grijpen als hij in paniek is.
  • 2.1 Rautekgreep

  • Wat zijn de 6 stappen van de Rautekgreep?

    1. Ga achter het slachtoffer zitten en duw het slachtoffer aan de schouders omhoog.
    2. Ga achter het slachtoffer zitten met je bovenbenen tegen de rug van het slachtoffer. Het slachtoffer leunt tegen de bovenbenen.
    3. Leg je handen, met aaneengesloten vingers, over een van de onderarmen van het slachtoffer.
    4. Ga in hurkhouding zo dicht mogelijk tegen het slachtoffer aan zitten.
    5. Sta vanuit de benen met een rechte rug op en versleep het slachtoffer uit de gevarenzone door achterwaarts te lopen.
    6. Leg het slachtoffer in omgekeerde volgorde terug op de grond en bescherm het hoofd tegen vallen.
  • 2.2 Eerste Indruk

    Dit is een preview. Er zijn 5 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat zijn de punten waar je visueel op let om een eerste indruk te krijgen?

    • Actieve bloeding. Zie je wonden die direct gestelpt moeten worden?
    • Beweging. Is het slachtoffer bij bewustzijn én heeft hij een ademhaling?
    • Blauwe kleur. Dit kan wijzen op zuurstoftekort, kneuzingen, verstuikingen, bloeduitstortingen en kou.
    • Witte kleur. Dit kan wijzen op problemen met de circulatie of op pijn, misselijkheid of door emoties.
    • Rode kleur. Dit kan wijzen op warmteletsels, verbrandingen, allergie, kinderziektes, koorts of koolstofmonoxide vergiftiging.
    • De plek van de handen. Dit is vaak de plek van het letsel.
    • De vorm van het lichaam. Bij breuken en ontwrichtingen is de vorm van een lichaamsdeel soms anders dan normaal.
  • Wat zijn de punten waar je naar luistert om een eerste indruk te krijgen?

    • Praten, huilen en/of gillen. Het slachtoffer heeft een ademhaling.
    • Hoesten, piepen en/of hijgen. Het slachtoffer heeft een verstoorde ademhaling.
    • Praten. Het slachtoffer kan zelf vertellen wat er is gebeurd of waar hij last van heeft.
    • Omstanders. Zij kunnen misschien vertellen wat er is gebeurd en helpen de ernst van de situatie in te schatten

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart