2 Kolonie stimulerende factoren(G-CSF): fila,pegfi, lipegfilgrastim, stimuleren de

37 belangrijke vragen over 2 Kolonie stimulerende factoren(G-CSF): fila,pegfi, lipegfilgrastim, stimuleren de

Wat zijn de belangrijkste acties van endogene G-CSF?

Endogene G-CSF heeft diverse belangrijke acties:
  • Bevordert productie van neutrofielen en hun voorlopercellen.
  • Verbetert overleving, adhesie en fagocytose van neutrofielen.
  • Mobiliseert beenmerg neutrofielen en stamcellen naar het bloed.
  • Activeert endotheelcellen.
  • Verhoogt productie en adhesie van monocyten, bevordert pro- en anti-inflammatoire cytokineproductie.
  • Verhoogt T-cel reactiviteit en verschuift naar TH2 en TREG productie.
  • Bevordert mobilisatie van type 2 dendritische cellen.

Hoe wordt misselijkheid en braken behandeld?

  • Behandeling oorzaken:
  • - Vertraagde maagontlediging, abdominale, chemische, metabole, cerebrale/psychologische oorzaken.
  • - Oplossingen: Oncolytica, medicatiestaken, darmstent, behandeling van obstipatie, pijn, GI-aandoeningen, elektrolytenstoornissen.
  • Niet-medicamenteus:
  • - Koude maaltijden, kleinere/mindere zware maaltijden.

Wat is de rol van de poliklinische apotheek bij G-CSF toediening?

De poliklinische apotheek is verantwoordelijk voor het verstrekken van G-CSF aan patiënten. Dit gebeurt nadat patiënten hun chemokuur in het ziekenhuis hebben ontvangen en vervolgens thuis hun G-CSF krijgen toegediend.
-> Belangrijk dat deze middelen binnen een bepaalde window gegeven wordt!
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is de rol van chemotherapie bij misselijkheid en braken?

  • Hoog emetogene chemotherapie (90% kans):
  • - Intraveneus: Carmustine, cisplatine, cyclofosfamide + anthracycline, dacarbazine, mechlorethamine, streptozocin.
  • - Oraal: Hexamethylmelamine, procarbazine.
  • Risicocategorieën:
  • - Hoog, matig, laag risico afhankelijk van de medicatie.

Wat veroorzaakt chemo en welke gevolgen heeft dit voor de slijmvliezen?

  • Chemotherapie leidt tot afgifte van ROS en vrij DNA, wat ontsteking veroorzaakt en slijmvliezen laat verdwijnen.
  • Veroorzakers van ontsteking/irritatie in spijsverteringsslijmvliezen zijn:
  • - Medicatie: 5-FU, capecitabine, irinotecan, cisplatine, docetaxel, pemetrexed.
  • - Radiotherapie kan ook ontstekingen veroorzaken.

Hoe kan diarree, veroorzaakt door chemotherapie, behandeld worden?

- Behandeling van diarree:
  1. Gebruik van lopermide, opiaten (bijwerking obstipatie).
  2. Octreotide vermindert darmmotiliteit en darmdoorbloeding.
  3. Atropine speciaal voor bij irinotecan.

Welke preventieve maatregelen kunnen genomen worden tegen de irritatie van slijmvliezen door chemotherapie?

- Voorkom slijmvliesirritatie door maagbescherming:
  1. Gebruik van PPI en H2-antagonisten.
  2. Minder maagzuur om irritatie te verminderen, wat prettig is voor de patiënt.

Wat zijn enkele toedieningsmethoden voor het medicijn pegfilgrastim, en welke verschillen zijn er in de toediening?

Er zijn verschillende toedieningswijzen voor pegfilgrastim:
  • Pleister: Deze is op patent en daardoor prijzig.
  • Subcutane injectie: Vereist toediening door verpleegkundig personeel.
  • Auto-injector: Kan zelfstandig door de patiënt worden toegediend.

Waarom wordt G-CSF wordt niet bij elke chemo gegeven?

De meeste chemokuren vinden intermitterend plaats, zodat cellen dan kunnen herstellen. Van sommige therapieën is bekend dat beenmergsuppressie zo ernstig kan zijn dat G-CSF standaard wordt gegeven na chemokuur.

Wat zijn de belangrijkste effecten van endogeen G-CSF op neutrofiele precursoren en neutrofielen?

  • Stimuleert de productie van neutrofiele precursoren.
  • Bevordert overleving, adhesie en fagocytose van neutrofielen.
  • Verhoogt de mobilisatie van beenmerg neutrofielen en stamcellen in het bloed.

Waarom worden EPO's liever niet toegepast bij kanker?

  • EPO's kunnen potentieel kanker induceren.
  • Bij kanker wordt liever gekozen voor bloedtransfusie dan voor EPO's.
  • EPO’s zijn afgeleiden van het natuurlijke hormoon erytropoëtine, geproduceerd in de nieren.
  • Bij slecht functionerende nieren wordt minder EPO geproduceerd, wat leidt tot anemie.
  • Toepassingen zijn bijvoorbeeld bij nierinsufficiëntie en soms chemotherapie.

Hoe beïnvloedt G-CSF endotheelcellen en monocyten?

  • Verhoogt de activatie van endotheelcellen.
  • Versterkt productie en adhesie van monocyten.
  • Stimuleert productie van pro-inflammatoire en anti-inflammatoire cytokines door monocyten.

Wat is het effect van EPO's op trombocyten?

  • EPO's hebben een gering effect op trombocyten.
  • Stimulatie van megakaryocytaire voorloper leidt tot een toename van trombocyten.
  • Beenmergsuppressie diagram laat zien dat EPO invloed heeft op erytrocyten (anemie).

Wat is de bron van deze informatie over G-CSF?

- Afkomstig uit Nature Clinical Practice Rheumatology, vol 2, p.500-510 (2006).

Wat toont het beenmergsuppressie diagram?

  • Diagram toont stamcellen die differentiëren in lymfoïde en myeloïde cellen.
  • Lymfoïde cellen worden B-cel, T-cel, NK-cel, en dendritische cel.
  • Myeloïde cellen differentiëren in erytrocyten en trombocyten.
  • EPO is betrokken bij erytrocytenproductie.
  • TPO is betrokken bij trombocytenproductie.
  • Andere cellen zoals macrofagen en granulocyten ontstaandoor myeloïde differentiatie.

Wat zijn de belangrijkste effecten van factoren die de late voorlopercellen van neutrofiele granulocyten beïnvloeden?

Deze factoren veroorzaken de volgende effecten:
  1. Toename van aantal neutrofielen
  2. Verhoogde overleving, adhesie en fagocytose van neutrofielen
  3. Versterkte werking van neutrofielen
  4. G-CSF wordt vaak gegeven na chemotherapie bij ernstige beenmergsuppressie

Waarom worden voorlopercellen en beenmergcellen gemobiliseerd naar het bloed?

Dit wordt gedaan voor de volgende redenen:
  1. Faciliteren van stamceltransplantaties
  2. Stimuleren van stamcelmigratie vóór de transplantatie
  3. Verbeteren van de beschikbaarheid van stamcellen voor transplantatieprocedures

Wat zijn de kenmerken en behandeling van anemie?

  • Tekort aan rode bloedcellen kan leiden tot anemie (bloedarmoede).
  • Behandeling: erythropoëtische groeifactoren (EPO).
  • Voorbeelden: Epoëtine-alpha, Darbepoëtine, Epoëtine-bèta, Methoxypolyethyleenglycol-epoëtine bèta.
  • Erytropoëtine stimuleert groei en differentiatie van erythroblasten.
  • Voorkomt tekort: Ijzersuppletie is essentieel.
  • Advies: Ijzer met jus d'orange voor betere opname.

Wat is het verschil tussen plerixafor en G-CSF bij stamcelmobilisatie?

  • Plerixafor stimuleert snel de migratie van stamcellen naar het bloed, binnen 10-16 uur.
  • G-CSF gebruikt een indirecte route, waarmee het 4-5 dagen duurt.
  • Plerixafor wordt vaak toegepast als noodmiddel bij stamceltransplantaties.
  • G-CSF werkt door productie van SDF-1 in het beenmerg te verlagen en integrinefuncties te moduleren.

Wanneer wordt G-CSF standaard gegeven na een chemokuur?

Dit is het geval wanneer:
  1. Er sprake is van ernstige beenmergsuppressie
  2. Specifieke chemotherapieën zoals taxanen en etoposide zijn gebruikt
  3. Het medicijn moet binnen een bepaald tijdsvenster gegeven worden na de kuur

Hoe werkt trombopoëtine op moleculair niveau binnen de cel?

  • Trombopoëtine bindt aan de trombopoëtinereceptor, wat leid tot activering.
  • Dit triggert een signaalcascade via JAK, STAT, en andere moleculen.
  • Uiteindelijk wordt de signaaltransductie verhoogd, wat de productie van trombocyten stimuleert.
  • Romiplostim en eltrombopag zijn agonisten die deze route nabootsen.

Wat is het risico van neutropenie en welke behandelingen worden gebruikt voor infectieprofylaxe?

Neutropenie verhoogt het risico op infecties, waarvoor soms profylactisch wordt behandeld. Behandelingen verschillen per ziekenhuis:
  • Bacteriële infecties: Antibiotica zoals Ciprofloxacine, Feneticilline.
  • Schimmelinfecties: Antimycotica zoals Amfotericine, Voriconazol.
  • Virale infecties: Nu vanwege de onbeschikbaarheid van valaciclovir, worden alternatieven overwogen.

Wat zijn de effecten van GnRH-agonisten bij prostaat- en mamacarcinoom?

  • GnRH-agonisten worden gebruikt voor adjuvante behandeling bij prostaat- en mamacarcinoom.
  • Ze leiden tot:
1. Aanvankelijke stimulatie van androgenen en oestrogenen.
  1. Na enkele weken: negatieve feedback, remming tumor en tijdelijke onvruchtbaarheid.
  2. Verhoogd risico op botontkalking (45%).
- Behandeling omvat ook bisfosfonaten, denosumab en soms sperma/eicellen invriezen.

Wat is de werking van trombopoëtine-receptoragonisten zoals eltrombopag en romiplostim?

  • Trombopoëtine-receptoragonisten als eltrombopag en romiplostim stimuleren de aanmaak van bloedplaatjes.
  • Ze worden gebruikt bij thrombocytopenie.
  • Activatie van de trombopoëtinereceptor via de JAK-STAT pathway leidt tot verhoogde trombocytproductie.
  • Actieve signaaltransductie is cruciaal voor de productie van bloedplaatjes.

Wat is de functie van plerixafor en hoe verschilt het van G-CSF?

  • Plerixafor stimuleert de migratie van leukocyten en hematopoëtische progenitorcellen naar het bloed.
  • Het werkt snel, binnen 10-16 uur, door verstoring van de CXCR4-SDF-1 interactie.
  • G-CSF leidt ook tot migratie maar werkt langzamer, binnen 4-5 dagen.
  • Plerixafor is nuttig bij problemen met stamceltransplantaties, in tegenstelling tot standaardgebruik van G-CSF.

Wat is het effect van GnRH-agonisten op hormonale afgifte en vruchtbaarheid?

  • GnRH stimuleert de afgifte van androgenen en oestrogenen via de hypothalamus en hypofyse.
  • Na enkele weken ontstaat een negatieve feedback, wat leidt tot onvruchtbaarheid.
  • Tumorgroei wordt geremd, maar vruchtbaarheidsverlies is tijdelijk.
  • Bij risicopatiënten kan sperma of eicellen worden ingevroren.

Wat zijn de toepassingsgebieden van bisfosfonaten en denosumab?

Deze medicaties worden gebruikt voor verschillende aandoeningen:
  • Osteoporose: Behandeling van verzwakte botten.
  • Prostaatkanker: Ondersteunende therapie bij botgerelateerde complicaties.
  • Botmetastasen van solide tumoren: Ter vermindering van botpijn en fracturen.
  • Resuscelcarcinoom van het bot: Ter preventie van verdere botafbraak.

Hoe verloopt de signaaltransductie voor verhoogde trombocytproductie via de trombopoëtinereceptor?

  • Activering van de trombopoëtinereceptor leidt tot signaaltransductie.
  • Betrokken moleculen: STAT, JAK, SHC GRB2, SOS, MAPKK, p42/44.
  • Dit proces activeert RAS/RAF pathways.
  • Eindresultaat is verhoogde productie van trombocyten in het cytoplasma.

Welke risico's brengen GnRH-agonisten met zich mee en hoe worden ze behandeld?

  • Twee belangrijke risico's zijn botontkalking en (reversibele) infertiliteit.
  • Botontkalking kan leiden tot een 45% verhoogd risico op fracturen, vooral bij botmetastasen.
  • Behandeling met bisfosfonaten en denosumab IV kan botontkalking verminderen.
  • Anti-oestrogenen hebben een beschermend effect op botontkalking.

Welke preventieve en controlerende maatregelen zijn relevant bij botontkalking en botmetastasen?

Voor botontkalking en botmetastasen zijn de volgende maatregelen van belang:
  • Preventie:
  • - Regelmatige beweging.
  • - Inname van calcium en vitamine D.
  • Controle:
  • - Gebruik van DEXA-scans om botdichtheid te monitoren.

Wat zijn de effecten van G-CSF op stamcellen in vergelijking met plerixafor?

  • G-CSF downreguleert SDF-1 productie, verzwakt integrine functie en induceert een proteolytische omgeving.
  • Dit proces leidt tot langzaam transport van HSC's naar het bloed in 4-5 dagen.
  • Plerixafor is sneller, werkt binnen 10-16 uur.
  • Wordt gebruikt als er problemen zijn bij stamceltransplantaties, terwijl G-CSF standaard niet wordt ingezet bij zulke problemen.

Welke adjuvante behandelingen worden genoemd voor prostaatcarcinoom en mammacarcinoom met GnRH-agonisten?

  • GnRH-agonisten worden gebruikt als adjuvante behandeling voor zowel prostaatcarcinoom als mammacarcinoom.
  • Anti-androgenen zoals bicalutamide worden soms toegevoegd bij tijdelijke tumoractivatie.
  • Deze behandelingen helpen bij het beheersen van hormoongevoelige tumoren.

Hoe kan hoofdhuidkoeling bijdragen aan het verminderen van alopecia door chemotherapie?

Hoofdhuidkoeling helpt door:
  1. Vasoconstrictie te veroorzaken
  2. Verlaging van het celmetabolisme
  3. Minder blootstelling van haarfollikels aan chemotherapie
- Dit kan in 50% van de gevallen succesvol zijn.

Welke chemotherapeutica veroorzaken alopecia, en welke behandeling kan dit verminderen?**

**


  • Veel chemotherapeutica zoals doxorubicine, epirubicine, taxanen en ifosfamide veroorzaken alopecia.
  • Het effect van chemo op mitose leidt tot verzwakking van de haarschacht.
  • Hoofdhuidkoeling:
  • - Zorgt voor vasoconstrictie en vermindert cellulair metabolisme.
  • - Vermindert blootstelling van haarfollikels aan chemo.
  • - Biedt 50% kans op succes.

Wat zijn de overwegingen bij het kiezen van zoledroninezuur (IV) versus denosumab (s.c.) voor botontkalking/botmetastasen?

  • Kosten: Zoledroninezuur is duurder; IV-infusie duurt 15 min en vereist verpleegkundige.
  • Toxiciteit: Zoledroninezuur kan nierfunctie beïnvloeden en toxiciteit veroorzaken.
  • Effectiviteit: Denosumab is mogelijk iets effectiever volgens BOL rapport.
  • Toepassing: Beide bij osteoporose, prostaatkanker en botmetastasen van solide tumoren.
  • Preventie en Controle: Beweging, calcium, vitamine D en DEXA-scan aanbevolen.

Wat is de impact van chemotherapie en radiotherapie op het gastro-intestinale kanaal en hoe kan diarree worden behandeld?**

**


  • Chemotherapie veroorzaakt ontsteking van de slijmvliezen door vrijgekomen ROS en vrij DNA.
  • Gastro-intestinale toxiciteit zichtbaar bij middelen zoals 5-FU en irinotecan.
  • Radiotherapie veroorzaakt ook ontstekingen.
  • Diarree behandeling:
1. Gebruik van loperamide, opiaten, octreotide, atropine.
2. Preventie middels maagbeschermers (PPI, H2-antagonist).

Hoe kan hoofdhuidkoeling helpen bij chemotherapie?

Deze techniek biedt verschillende voordelen voor het beschermen van het haar:
  • Zorgt voor vasoconstrictie
  • Verlaagt cel metabolisme
  • Vermindert blootstelling van haarfollikels aan chemotherapie
1. Succesvol in 50% van de gevallen.
2. Begin 30 minuten voor de chemo en stop 90 minuten na het inlopen van het infuus.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo