Samenvatting: Levenslooppsychologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Levenslooppsychologie
-
1 Thema 1
-
1.1 Inleiding Levenslooppsychologie
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Onder omgevingsfactoren worden simpelweg alle niet-overerfbare factoren begrepen zoals de familiale situatie (zoals de sociaal-economische status of opvoedingssituatie), maar ook niet-genetische biologische factoren zoals pathologieën of voeding. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee vormen van omgevingsfactoren: ‘Gedeelde omgevingsfactoren’ en 'Niet-gedeelde omgevingsfactoren’. Leg ze uit en geef voorbeelden.
‘Gedeelde omgevingsfactoren’ zijn alle (niet erfelijke) omgevingsfactoren die van gelijke invloed zijn op de beide leden van een tweelingpaar en hen daardoor gelijkend maakt aan elkaar zoals huiselijke (gezins)factoren of de schoolomgeving en de invloed van gemeenschappelijke vrienden, maar ook bijvoorbeeld de gedeelde intra-uteriene omgeving.
‘Niet-gedeelde omgevingsfactoren’ (E) zijn alle omgevingsfactoren die resulteren in verschillen tussen de beide leden van een tweelingpaar, zoals het hebben van verschillende vrienden of hobby’s of de blootstelling aan individu-specifieke gebeurtenissen zoals een ongeluk of ziekte, maar ook bijvoorbeeld de invloed van een verschillende behandeling of opvoedingsstijl binnen hetzelfde gezin. -
Naarmate de leeftijd vordert neemt de erfelijkheid van intelligentie toe en neemt de invloed van de gedeelde omgeving af. Het feit dat de gedeelde omgeving een steeds kleinere rol gaat spelen, kan samenhangen met de toenemende zelfstandigheid van kinderen als ze naar school gaan. Voor deze toenemende rol van genetische factoren zijn 2 verschillende verklaringen, die elkaar mogelijk allemaal aanvullen. Noem de 2 verklaringen.
Eén daarvan stelt dat nieuwe genen van belang zijn en tot expressie komen tijdens ingewikkelde cognitieve processen bij de ontwikkeling.
Een andere hypothese verklaart de toename van erfelijkheid door kleine genetische effecten die vroeg in de ontwikkeling zorgen voor een sneeuwbaleffect en daardoor op latere leeftijd grotere effecten in gedrag veroorzaken, bijvoorbeeld wanneer individuen zelf hun omgeving kunnen kiezen. -
Hoe fluctueert welbevinden gedurende de levensloop volgens De Vries en collega’s (2023), gemeten met de Cantril Ladder?Welke 7 veranderingen noemen De Vries en collega's als de onderliggende oorzaak van de afname van welbevinden in de adolescentie?
Kindertijd (8,7)Adolescentie (7,6)
25+ (7,7)
Toegenomenstress ,ingrijpende veranderingen, de vorming vanidentiteit , ontwikkelingemotieregulatie , groteontwikkelingsveranderingen in dehersenen ,gedrag en interpersoonlijke relaties. -
In de volgende figuur worden de resultaten weergegeven van de studie uitgevoerd door de Vries en collega’s (2023) waarbij de invloed van erfelijkheid en omgevingsfactoren op welbevinden onderzocht werd, beschreven voor verschillende leeftijden. Wat kun je uit deze figuur afleiden ten aanzien van de rol van genen en omgeving gedurende de levensloop bij het verklaren van individuele verschillen in welbevinden?
In de kindertijd lijken vooral gedeelde omgevingsfactoren individuele verschillen te verklaren: tussen 5 en 7 jaar zakt het van 83% naar 50% en daarna blijft het langzaam zakken tot 12 jaar om vervolgens in de levensloop geen rol meer te spelen.
Genetische factoren zijn vooral in de adolescentie van invloed:
Kindertijd (9-37%)
Adolescentie (40-46%)
Oudere volwassenheid (35-24%)
De rol van unieke omgevingsfactoren wordt gedurende de levensloop steeds groter. Het zijn met name deze unieke omgevingsfactoren die verantwoordelijk zijn voor de verschillen in welbevinden op latere leeftijd. -
Het cluster negatief affect heeft een minder centrale positie in het netwerk van welbevinden. Na.3 (‘I feel down’) lijkt een knooppunt te zijn dat vooral door andere knooppunten beïnvloed wordt. Het cluster positief affect daarentegen neemt een centrale positie in waarbij Pa.2 (‘I feel satisfied’) een invloedrijk knooppunt is binnen het netwerk. Dit beeld bevestigt de ‘Broaden-and-Build theorie zoals geformuleerd door Barbara Fredrickson. Wat stelt deze theorie?
Deze theorie stelt dat positieve emoties het vermogen van een individu om aandacht en denken te verbreden vergroten, wat leidt tot de ontwikkeling en opbouw van langdurige persoonlijke vaardigheden, relaties en hulpbronnen en zo tot meer welbevinden. -
2 Thema 2
-
2.1 Brightspace opdrachten
Dit is een preview. Er zijn 4 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1
Laat hier meer flashcards zien -
Deze opdracht gaat aan de hand van een Nederlands artikel van Dieteren en collega’s (2020) in het tijdschrift BMC Public Health dieper in op verschillende ongezonde gedragingen. Centraal in dit onderzoek staan vier specifieke categorieën van ongezonde gedragingen, aangeduid als SNAP: Roken (S: Smoking), Voeding (N: Nutrition), Alcoholgebruik (A: Alcohol) en Onvoldoende lichaamsbeweging (P: Physical inactivity).A.Wat toon tabel 1 uit dit onderzoek aan per categorie over bij wie het gedrag het meest voorkomt?B.De resultaten van hun onderzoek laten zien dat de kans op het vertonen van SNAP-gedragingen groter was bij ..... in het onderzoek.
A. kwam significant vaker voor bij mensen met een lager
Rokenopleidingsniveau . Personen met een ongezonddieet waren significantjonger .
Overmatigedrinkers waren significant vakervrouwen ,jonger en lager opgeleid dan andere respondenten.Lichamelijke inactiviteit kwam significant vaker voor in de jongsteleeftijdsgroep .
B. jongere deelnemers -
2.1.2 Tekstboek 1.2
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Sternberg heeft zijn triarchische theorie over intelligentie ontwikkeld. Dit bestaat uit:1. De componentiele of het analytische element2. De contextuele of het praktische element3. De experimentele of creatieve elementLeg uit wat er met het componentiele element wordt bedoeld
Slim zijn - hiermee scoor je goed op traditionele IQ-tests en het is een goede voorspeller voor academisch succes
Het analyseren van data, formules gebruiken, probleemoplossende strategieen, gebruik maken van wat je hebt geleerd -
Sternberg heeft zijn triarchische theorie over intelligentie ontwikkeld. Dit bestaat uit:1. De componentiele of het analytische element2. De contextuele of het praktische element3. De experimentele of creatieve elementLeg uit wat er met de contextuele element wordt bedoeld
Slim handelen - beste succesvoorspeller
De mate waarin mensen kunnen voldoen aan de eisen die in het dagelijks leven worden gesteld. Je verkrijgt dit door observeren en kopieren van gedrag en door een goede sociale radar. -
2.3 Brightspace opdrachten
Dit is een preview. Er zijn 6 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.3
Laat hier meer flashcards zien -
Acceptance and Commitment Therapy (ACT) is een derde generatie cognitieve gedragstherapie en is gebaseerd op de wetenschapsfilosofische stroming van het contextualisme, waarbij gedrag alleen begrepen kan worden in zijn huidige en historische context.Wat is het verschil tussen het klassieke Behaviorisme van Skinner en het radicaal behaviorisme dat als theoretische en methodologische fundament van ACT dient?
Behaviorisme (Skinner ,1945) legt eenfocus op hetbestuderen vanobserveerbaar gedrag met hetprincipe dat allemenselijke acties enpsychologische processen verklaard kunnen worden door derelatie tussenstimuli enresponsen . Binnen hetradicaal behaviorisme worden ookinterne ofverborgen processen (emoties /gedachten ) in de ‘binnenwereld ’ van hetindividu meegerekend. -
2.5 Tekstboek 3.2
Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2.5
Laat hier meer flashcards zien -
Stress heeft 3 belangrijke gevolgen:Directe fysiologische effectenSchadelijk gedragIndirect gezondheid gerelateerd gedrag Noem de 3 schadelijke gedragingen
Toename van middelengebruik
Slechtere voeding
Minder slaap
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden















