De diagnostische cyclus in d epraktijk van een levensloop - achtergrond van de diagnostische cyclus

20 belangrijke vragen over De diagnostische cyclus in d epraktijk van een levensloop - achtergrond van de diagnostische cyclus

De kwaliteit van meetinstrumenten wordt beoordeeld aan de hand van een aantal vastgestelde criteria. Deze criteria zijn gebaseerd op internationale richtlijnen, zoals de Standards for Educational and Psychological Tests (APA, 1999), en worden in Nederland geëvalueerd door bijvoorbeeld de COTAN. Welke zeven criteria zijn dit?

  • 1. Uitgangspunten van de testconstructie
    • Betekenis: De doelstelling en meetpretentie van de test worden beoordeeld.
    • Focus:
      • Wat wil de test meten?
      • Wat is de theoretische achtergrond van het construct?
      • Is de testinhoud relevant voor het construct?
    • Belangrijk: Het primaire doel van de test bepaalt welk type onderzoek (bijv. predictief) nodig is om validiteit en betrouwbaarheid te toetsen.
    2. Kwaliteit van het testmateriaal
    • Betekenis: De kwaliteit en standaardisatie van het materiaal waarmee de test wordt uitgevoerd.
    • Focus:
      • Degelijkheid en efficiëntie van testboekjes, scoresleutels, en instructies.
      • Of de items niet kwetsend of discriminerend zijn voor bepaalde bevolkingsgroepen.
    3. Kwaliteit van de handleiding
    • Betekenis: De handleiding moet voldoende informatie bieden om de testuitslagen correct te interpreteren.
    • Focus:
      • Helderheid en volledigheid van de uitleg voor testgebruikers.
      • Richtlijnen voor interpretatie van scores.
    4. Kwaliteit van de normen
    • Betekenis: De aanwezigheid en representativiteit van normgroepen, en hoe de normen worden gebruikt.
    • Focus:
      • Normgerichte interpretatie: Vergelijking van een score met een relevante normgroep.
      • Domeingerichte (criteriumgerichte) interpretatie: Vergelijking van een score met een absolute norm.
    • Probleem: Normen worden vaak als onvoldoende beoordeeld vanwege een gebrek aan representativiteit of onvoldoende omvang van de normgroep.
    5. Kwaliteit van de betrouwbaarheidsgegevens
    • Betekenis: Hoe consistent de testresultaten zijn bij herhaalde metingen of verschillende beoordelaars.
    • Focus:
      • Onderzoeken met paralleltests, interne consistentie, test-hertest en interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.
      • Coëfficiënten kunnen beïnvloed worden door steekproefvariatie.
    6. Begripsvaliditeit
    • Betekenis: De mate waarin de test het bedoelde construct meet binnen een theoretisch netwerk (nomologisch netwerk).
    • Focus:
      • Interne structuur: hoe items samenhangen binnen de test.
      • Externe structuur: hoe de test samenhangt met andere relevante constructen.
    7. Criteriumvaliditeit
    • Betekenis: De mate waarin een test correleert met een extern criterium (bijv. prestaties, behandelresultaten).
    • Focus:
      • Wordt de test gebruikt om een specifieke uitkomst of gedrag te voorspellen?
      • Voorbeeld: een test die voorspellend is voor schoolprestaties of arbeidsprestaties.

Wat zegt de criterium validiteitscoëfficiënt over de test?

De criterium validiteitscoëfficiënt geeft inzicht in de volgende aspecten van de test:
  • Relatie met externe criteria: Hoe goed voorspelt de test resultaten in een andere, relevante context?
  • Sterkte van de validiteit: Een hogere coëfficiënt duidt op een sterkere relatie.
  • Noodzakelijkheid van vervolgonderzoek: Significante waarden kunnen verder onderzoek vereisen voor nauwkeurige interpretatie.

Deze informatie is cruciaal voor het evalueren van de effectiviteit van de test.
  • r = .10: verwaarloosbaar
  • r = .30: gemiddeld, 'true correlatie'
  • r = .50: goed, samenhang

Wat zijn de studies over klinische vs statistische predictie?

  • Meehl (1954): statistische methode beter
  • Grove et al. (2000):
  • - 47% studies: statistische beter
  • - 47% studies: gelijk
  • - 6% studies: klinische beter
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wat is een beperkte intuïtieve statisticus, wat wil dat zeggen?

Verwerving van informatie
  • Availabilityheuristiek:
    Acht gebeurtenissen waarschijnlijker, als hij ze snel uit zijn geheugen kan halen;
  • Neemt selectief waar;
  • Houdt geen rekening met relatieve frequenties van verschijnselen;
  • Gaat af op concrete, directe informatie en niet op de meer informatiebevattende statistieken over jaren;
  • Gelooft in een feitelijk niet bestaande samenhang tussen variabelen;
  • Is gevoelig voor volgorde-effecten in de gegevens;
  • Stelt geen kritische vragen bij mooi 'logisch' weergegeven data.

Verwerking van informatie
  • Weegt nieuwe, niet kloppende informatie niet mee;
  • Onderschat groeiprocessen, vooral snelle groei;
  • Gebruikt te pas en te onpas vuistregels;
  • Oordeelt oppervlakkig door tijdsdruk.

Bij beoordelen van uitkomst v/d info:
  • Schaal waarop kwant. info wordt gegeven is van invloed (vb. te ver uitgerekte schalen gebruiken -> ‘grote’ veranderingen die feitelijk beperkt zijn), we zien wat we willen zien, beoordelaar wijt succes aan eigen kunnen en falen aan omstandigh, ..:

Hoe kan men fouten in diagnostische oordelen voorkomen?

Eerste middel = Training:
  • Leren rekening houden met base rate van verschijnselen;
  • Leren om de waarde van kennis die direct i/h geheugen ligt (availability) niet te overschatten, enz.

Diagnostische computerprogramma’s:
  • Verplichten om meer dan een hypothese te stellen, om foreclosure tegen te gaan (= voortijdig stoppen met zoeken naar andere verklaringen);

Supervisie en intervisie:
  • Biases tegen te gaan zoals bv. eerste indrukken of het zoeken naar bevestiging van de eerste hypothese die in je opkomt;

Tweede middel = Volgen van voorschriften:
  • Zoals bv. hypothesetoetsend model;
  • En empirisch opgestelde regels om informatie te wegen en integreren.

Feedback:
  • Over juistheid van hun diagnose (ontbreekt echter vaak in de praktijk

Kwaliteit van diagnostiek: Tot waar reikt de verantwoordelijkheid van de psycholoog? En welke ethische regels zijn bij diagnostiek van kracht?

  • Geen discriminatie;
  • Geen misbruik van de deskundigheid of van het overwicht in een bepaalde situatie;
  • Geen middelen hanteren die de client in zijn waardigheid aantasten;
  • Geen andere dan een professionele relatie onderhouden;
  • Geen andere dan de professionele relatie onderhouden;
  • Relatie weigeren die het moeilijk maakt om zich aan ethische code te houden;
  • Geen bovenmatige verwachtingen wekken bij de client;
  • Verplichting tot geheimhouding;
  • Dossier minimaal een jaar bewaren en ontoegankelijk houden voor niet-bevoegden;
  • Client mag altijd beslissen over het aangaan en beeindigen van een professionele relatie.

Wat moet diagnostici beschermen volgens de privacy regels?

  • Privacy van de cliënt
  • Risico dat er iets misgaat bestaat, ondanks beste bedoelingen

Wat betekent 'ontbreken van bias' in test fairness?

  • Differential item functioning
  • Geen bevooroordeling op testvragen

Welke problemen kunnen samenhangen met observatie?

2. Observatie
  • Ongerichte observaties kunnen aanleiding geven tot foute interpretaties
    • demarcatieprobleem -> wat zijn de grenzen voor normaal gedrag?
    • overreliance on salient data -> verwijst naar het fenomeen waarbij opvallende gegevens/kenmerken onterecht veel betekenis worden toegekend;
Oplossing = hypothesetoetsing
De waarde van observatie zijn gering, tenzij op voorhand duidelijke hypotheses worden geformuleerd + duidelijk maakt welke observatiegeg. welke hypotheses wel/niet ondersteunen.

Wat zijn belangrijke vereisten voor psychodiagnostiek?

  • Ingebed in een protocol;
  • Observaties als hypothesetoetsende rol (≠ ongericht);
  • Verstandig gebruik van gestructureerde interviews en tests;
  • Indien mogelijk info van derden verzamelen

Wat houdt de eigenschapsbenadering volgens Van der Werff in?

  • Gericht op het meten van stabiele kenmerken
  • Betreft bijvoorbeeld intelligentietests
  • Leidt tot betrouwbare en valide resultaten

Wat houdt de biopsychosociale benadering volgens Van der Werff in?

  • Gedrag verklaard door ingrepen en manipulaties
  • Verwant aan de contextbenadering
  • Succesvol in het veranderen van gedrag

Wat zijn de sterke punten van de psychoanalytische referentiekaders volgens Van der Werff?

  • Egopsychologie levert waardevolle inzichten
  • Projectietests bleken bruikbaar
  • Middelmatig bewijs door gebrek aan onderzoek

Wat is de conclusie van Van der Werff over de waarde van referentiekaders?

  • Individuele verschillen zijn meest waardevol
  • Contextbenadering nuttig, meetbaar gedrag nodig
  • Ontwikkelingsbenadering minder waardevol

Wat zijn de toepassingen van de eigenschapsbenadering volgens Van der Werff?

  • Ontwikkeling van intelligentietests
  • Meting van stabiele eigenschappen
  • Gebruik in psychologische evaluaties

Welke verantwoordelijkheden heeft een diagnosticus bij het leveren van kwaliteit?

De diagnosticus moet kwaliteit leveren volgens de eisen van:
  1. Publiek: Verwacht een begrijpelijk en toepasbaar advies.
  2. Wetenschap: Verwacht methodologische zorgvuldigheid (validiteit, betrouwbaarheid, normering).
  3. Cliënt: Verwacht respectvolle omgang en duidelijke communicatie.
De diagnosticus moet rekening houden met:
  • Organisatorische kaders (middelen en richtlijnen).
  • Professionele eisen (opleiding, bijscholing, intervisie).
  • Wetgeving (bijv. Wet BIG).
  • Ethische normen (bijv. respect, geheimhouding, geen misbruik maken van overwicht).

Hoe moet een diagnosticus omgaan met privacy van de cliënt?

  1. Bescherm vertrouwelijke informatie strikt.
  2. Bespreek alleen zaken die nodig en relevant zijn voor het onderzoek.
  3. Vermijd onnodige verspreiding van gegevens (bijvoorbeeld via elektronische media).
  4. Houd dossiers ontoegankelijk voor onbevoegden.
  5. Wees alert op bureaucratische risico’s zoals dubbele opslag van gegevens.

Wat betekent "test fairness" volgens de APA-standaarden (1999)?

  1. Bias-vrij: Testitems mogen niet anders beantwoord worden door groepen met gelijke vaardigheid.
  2. Gelijke behandeling: Iedereen krijgt dezelfde kansen om zijn vaardigheden te tonen.
  3. Gelijke uitkomsten: Discriminatie vermijden (bijv. leeftijdsdiscriminatie bij testscores).
  4. Gelijke onderwijskansen: Toegang tot scholing moet gelijk zijn voor alle groepen.
Geteste kan beïnvloeden:
  • Door instructies of eigen belangen (bijv. tijdens sollicitaties).
  • Fakability komt vaak voor bij persoonlijkheidstests.

Wat zijn de belangrijkste obstakels in psychodiagnostiek volgens Merckelbach en Dandachi-FitzGerald?

  • Diagnostische labiliteit: Gebrek aan consistentie en consensus bij diagnostici.
  • Context en biases: Beïnvloeding door verwachtingen van opdrachtgevers (diagnostisch momentum, affiliatie-bias).
  • Ongerichte observatie: Overreliance op saillante gegevens zonder hypothesen te toetsen.
  • Base rate neglect: Negeren van prevalentiegegevens en overwegen van zeldzame diagnoses.
  • Problemen met tests:
    • Overinterpretatie van uitschieters.
    • Gevoeligheid voor response bias (bijv. faking good/bad).
  • Therapeutische diagnostiek: Kans op misinformatie en internalisering van verkeerde feedback.
  • Wat zijn de valkuilen bij het gebruik van psychologische tests?

    1. Overinterpretatie van uitschieters: Uitschieters kunnen ruis zijn in plaats van betekenisvolle afwijkingen.
      • Oplossing: Gebruik profielanalyses zoals met het ANDI-programma.
    2. Response bias:
      • Faking good: Sollicitanten proberen perfect over te komen.
      • Faking bad: Verdachten overdrijven klachten.
      • Careless responding: Slordige of ongeïnteresseerde antwoorden.
      • Oplossing: Symptoomvaliditeitstests gebruiken om response bias te detecteren.

    De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

    • Een unieke studie- en oefentool
    • Nooit meer iets twee keer studeren
    • Haal de cijfers waar je op hoopt
    • 100% zeker alles onthouden
    Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
    Trustpilot-logo