Verrekenbedingen - finaal verrekenbeding - literatuur

29 belangrijke vragen over Verrekenbedingen - finaal verrekenbeding - literatuur

Welke soorten verrekenbedingen zijn er in het BW?

Afdeling 2 van Titel 8 Boek 1 BW kent drie soorten: (1) algemene regels (art. 1:132-140 BW), die voor alle verrekenbedingen gelden; (2) periodieke verrekenbedingen (art. 1:141 BW), waarbij echtgenoten regelmatig hun inkomsten moeten verrekenen; en (3) finale verrekenbedingen (art. 1:142-143 BW), die pas bij echtscheiding of overlijden spelen.

Wat wordt bedoeld met ‘verrekenen’ in het huwelijksvermogensrecht?

Verrekenen is “delen in verbintenisrechtelijke zin”. Het betekent dat echtgenoten contractueel hebben afgesproken bepaalde inkomsten of vermogensbestanddelen te delen. Vaak leidt dit ertoe dat de ene echtgenoot een vordering krijgt op de ander.

Is de verplichting tot verrekenen wederkerig?

Ja. Volgens art. 1:133 lid 1 BW geldt de verplichting voor beide echtgenoten. Het is dus niet eenzijdig, tenzij zij dit zelf anders hebben geregeld in de huwelijkse voorwaarden.
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Wie bepaalt wat onder ‘inkomsten’ en ‘vermogen’ valt bij een verrekenbeding?

De wet geeft geen definitie. Het is aan de echtgenoten zelf om dit in de huwelijkse voorwaarden vast te leggen. De notaris moet ervoor zorgen dat dit duidelijk en zorgvuldig gebeurt, zodat er later geen interpretatieproblemen ontstaan.

Waarom is het onverstandig om het fiscale begrip ‘inkomsten’ of ‘vermogen’ te gebruiken in huwelijkse voorwaarden?

Omdat fiscale begrippen verschillen van de civielrechtelijke en vaak wijzigen. Een verwijzing naar bijvoorbeeld de Wet IB 1964 is riskant, omdat deze inmiddels vervangen is door de Wet IB 2001 met een ander inkomstenbegrip. Dit veroorzaakt onduidelijkheid bij de uitleg van huwelijkse voorwaarden.

Wat kan onder het begrip ‘inkomsten’ vallen in huwelijkse voorwaarden?

Dat kan beperkt zijn tot arbeidsinkomsten (bijvoorbeeld loon), maar ook uitgebreid naar andere bronnen. Veelal vallen ook winst uit onderneming, sociale uitkeringen, pensioen en zelfs dividend uit een BV (als een echtgenoot daarover zeggenschap heeft) onder inkomsten. De exacte afbakening hangt af van wat partijen contractueel hebben vastgelegd.

Hoe verhouden inkomsten en vermogen zich tot elkaar in het kader van een verrekenbeding?

Inkomsten ontstaan uit een bron (arbeid of vermogen) en veranderen zodra ze ontvangen zijn in vermogen. Strikt genomen gaat verrekenen dus altijd om vermogen. Het verschil tussen de begrippen is vooral relevant om de herkomst van het te verrekenen vermogen te bepalen.

Wat betekent een verrekenbeding dat zich alleen tot inkomsten beperkt?

Dan wordt uitsluitend het vermogen dat afkomstig is uit inkomsten verrekend. Vermogen dat niet uit inkomsten voortkomt blijft buiten de verdeling. Dit verklaart ook de terminologie in de wet: soms spreekt men van “te verrekenen vermogen”, soms van “te verrekenen inkomsten”.

Welke artikelen in het BW gebruiken de termen ‘te verrekenen vermogen’ en ‘te verrekenen inkomsten’?

Het begrip ‘te verrekenen vermogen’ komt voor in art. 1:136, 1:142 en 1:143 BW. Het begrip ‘te verrekenen inkomsten’ staat in art. 1:138 BW, waar het om een informatieplicht gaat.

Q (1): Op welk vermogen ziet de verrekenplicht in beginsel?

A: Op tijdens het huwelijk verkregen inkomsten of vermogen, maar niet op erfenissen, legaten, testamentaire lasten of giften.
→ art. 1:133 lid 2 BW

Q (2): Wat betekent ‘making’ in art. 1:133 lid 2 BW?

A: Erfstellingen (art. 4:115 BW) en legaten (art. 4:117 e.v. BW).

Q (3): Wat wordt bedoeld met ‘lastbevoordeling’?

A: Testamentaire lasten die een voordeel opleveren voor de erfgenaam.
→ art. 4:130 BW

Q (4): Vallen giften onder de verrekenplicht?

A: Nee, giften blijven buiten de verrekening. Dat geldt voor elke bevoordeling uit vrijgevigheid, ook als het geen formele schenking is.
→ art. 7:186 BW jo. art. 1:133 lid 2 BW

Q (5): Worden vruchten van uitgesloten vermogen verrekend?

A: Nee, ook vruchten en vervangende goederen blijven buiten de verrekening.
→ art. 1:133 lid 2 BW

Q (6): Hoe zit het met andere wettelijke rechten, quasi-legaten en legitieme portie?

A: Die vallen eveneens buiten de verrekenplicht.
→ art. 1:133 lid 2 BW, art. 4:128 lid 2 sub a en c BW, art. 4:63 e.v. BW
Flashcard 7

Q (7): Hoe werkt een finaal verrekenbeding bij overlijden vaak uit?

A: Het hele vermogen wordt verrekend alsof er gemeenschap van goederen was.
→ art. 1:142-143 BW

Q (8): Kunnen echtgenoten afspreken dat erfenissen of giften wél verrekend worden?

A: Ja, tenzij de schenker of erflater een uitsluitingsclausule opneemt die dat verbiedt.
→ art. 1:134 BW

Q (9): Hoe werd een uitsluitingsclausule vóór invoering van art. 1:134 BW uitgelegd?

A: Al aangenomen dat die ook de verrekenplicht uitsloot, op basis van redelijke wetsuitleg.

Q (10): Wat gebeurt er met goederen die in de plaats komen van uitgesloten vermogen?

A: Ook die vallen buiten de verrekenplicht (zaaksvervanging).
→ analoog art. 1:95 BW

Q (11): Wat betekent ‘alsof de gemeenschap van goederen bestond’ bij een finaal verrekenbeding?

A: Alle regels van gemeenschap gelden: zaaksvervanging, vergoedingsrechten, pensioenverrekening (Boon/Van Loon).
→ HR 5 april 2019, HR 1 feb. 2008, HR 26 sept. 2008

Q (1): Waarom is het lastig om het te verrekenen vermogen vast te stellen?

A: Omdat vaak onduidelijk is welke inkomens- en vermogensbestanddelen verrekend moeten worden en omdat echtgenoten soms vermogen verbergen (bijv. buitenlandse bankrekeningen).

Q (5): Hoe verhoudt art. 1:138 BW zich tot het bestuur van eigen goederen door echtgenoten?

A: Een echtgenoot hoeft geen verantwoording af te leggen en slecht bestuur leidt niet tot schadevergoeding (art. 1:138 lid 1 BW).

Q (6): Welke opgaveplicht geeft art. 1:138 lid 2 BW?

A: Jaarlijks kan een echtgenoot een schriftelijke, gespecificeerde en ondertekende opgave eisen van de inkomsten en het te verrekenen vermogen. Dit geldt ook bij een finaal verrekenbeding en is dwingendrechtelijk.

Q (7): Wat kan een echtgenoot doen als hij vreest benadeeld te worden door slecht bestuur?

A: Verzoek doen tot opheffing van de verrekenplicht (art. 1:139 BW). Na opheffing geldt echter koude uitsluiting.

Q (8): Welke schadevergoedingsplicht geldt bij benadelende handelingen vlak voor opheffing?

A: Bij benadelende handelingen na aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvoor ontstaat schadevergoedingsplicht (art. 1:139 lid 2 BW).

Q (9): Wat gebeurt er als een echtgenoot bewust vermogen verzwijgt, zoekmaakt of verborgen houdt?

A: De waarde van dat goed moet volledig aan de andere echtgenoot worden vergoed, dus niet alleen verrekend.
→ art. 1:135 lid 3 BW, aansluitend bij art. 3:194 lid 2 BW

Q (10): Wanneer kan een beroep worden gedaan op art. 1:135 lid 3 BW?

A: Pas nadat er daadwerkelijk is verrekend.
→ HR 4 december 2015

Q (11): Kan een echtgenoot later nog “rechtzetten” dat hij een goed heeft verzwegen?

A: Nee. Volgens HR 31 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:565) is herstel achteraf uitgesloten: de wettekst en wetsgeschiedenis zijn duidelijk dat verzwijging definitief leidt tot verbeurdverklaring van de waarde aan de andere echtgenoot. Een beroep op latere correctie is dus onmogelijk.

Q (2): Wat bepaalt het wettelijk vermoeden van art. 1:136 lid 2 BW?

A: Als echtgenoten twisten of een goed tot het te verrekenen vermogen behoort en niemand kan bewijzen dat het niet zo is, wordt het goed wél als te verrekenen vermogen aangemerkt.

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo