Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Sociologie voor sociaal werk | 9789001290511 | Ahmet Talan; Eward Steenks; Michaël Berghman

• 1 De basis van sociologie

• 1.1 Waar komt sociologie vandaan?

  Dit is een preview. Er zijn 3 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat onderzocht Emile Durkheim?

  - mensen vertrokken naar de steden
  - dorpsgemeenschappen verloren aan belang
  - in steden woonden mensen dicht op elkaar
  - mensen woonden ineens tussen mensen uit andere streken
  - Kunnen mensen hier nog solidair zijn? Groepsgevoel ontwikkelen?
  - Waarom zijn mensen niet volledig egoïstisch?

• Wat onderzocht Max Weber?

  - Hij keek naar veranderingen in het productieproces 
  - Door groeiende efficiëntie nam rationeel handelen in de maatschappij toe. 
  - Menselijk gedrag minder gebaseerd op traditionele opvattingen
  - Mensen laten zich meer leiden door wetenschappelijke kennis
  - de shift van macht, die gebaseerd is op traditie (juiste afkomst) of charisma (de juiste indruk maken) naar leiderschap dat gebaseerd is op kennis en expertise.

• Wat ontdekte Max Weber?

  Maatschappelijke omstandigheden gaan gepaard met een bepaalde mentaliteit. En die mentaliteit bepaalt vervolgens wat mensen doen. Het hangt dus van de omstandigheden af wat ze precies willen verwezenlijken.

• Wat viel Karl Marx op?

  - De industriële revolutie ging gepaard met veel armoede
  - er werd veel meer geld verdiend, maar de arbeiders waren arm
  - de arbeiders moesten werken voor een lage loon (proletariaat)
  - de fabriekseigenaren waren een rijke mensen (kapitalisten)   
  - deze ongelijkheid zou alleen maar verergeren

• Wat was Karl Marx conclusie?

  Er moest voor gezorgd worden dat de fabrieken en machines niet meer in handen waren van individuen, maar gemeenschappelijk bezit werden. 
  Dat was in de praktijk toch niet zo makkelijk en leidde vaak tot weer andere vormen van onderdrukking.

• Welke conclusies van Karl Marx staan nog overeind?

  Maatschappelijke verhoudingen en ongelijkheid worden veroorzaakt door hoe het productieproces is georganiseerd. 
  Macht komt in essentie vaak neer op economische macht.

• 1.3 Sociaal gedrag als rollenspel

  Dit is een preview. Er zijn 17 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.3
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe werken complementaire rollen?Geef twee voorbeelden?

  Als ik in een winkel ga, dan is de winkelbediende in zijn rol. Maar hij ziet mij in de rol als klant. Het werkt dus in twee richtingen. De rollen veronderstellen elkaar en zijn dus complementair. Zonder kind is de rol van ouder zinloos.

• Frontstage en backstage gedrag

  In de frontstage situatie zet je je publiek zichtbare rol neer, zoals een acteur op een podium. Een ober is beleefd en behulpzaam in het restaurant. In de keuken kan hij mopperen over klanten of lachen over slechte tafelmanieren.

• 1.4 Socialisatie

  Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.4
  Laat hier meer flashcards zien

• Waarop onderscheiden we de verschillende vormen van socialisatie: Primair, secundair en tertiair?

  We onderscheiden de vormen van socialisatie op basis van de omstandigheden waar zij plaatsvinden.

• Hoe ontstaat je referentiekader en kan het referentiekader later nog veranderen of niet?

  Alles wat je tijdens de socialisatie hebt geleerd: kennis, verklaringen en oordelen, draagt vervolgens bij aan hoe je nieuwe situaties ervaart. Het zorgt voor selectieve waarneming. Je neemt vooral waar, waar je mee bekend of in geïnteresseerd bent en je negeert (grotendeels onbewust) elementen die niet in dat plaatje passen.
  
  Gelukkig is het referentiekader niet statisch. Nieuwe ervaringen en ontmoetingen hebben een impact op je referentiekader. Je leert en je referentiekader veranderd. Soms subtiel en soms ingrijpend. Zo zie je misschien op tegen werken met ouderen en blijkt het in de praktijk heel leuk.