Tussendoelen gevorderde geletterdheid

18 belangrijke vragen over Tussendoelen gevorderde geletterdheid

Wat zijn de normen voor de bovenbouw

kunnen gelede worden en woordsamenstellingen spellen, ( geleed, geleidelijk)
beheersen de werkwoordspelling
zijn redelijk in staat leenwoorden correct te spellen
kunnen complexe interpunctie begrijpen en toepassen
kunnen zelfstandig hunn spelling en interpunctie fouten opsporen en corrigeren
ontwikkelen een houding waarbij ze graag correct schriftelijk taalgebruik hanteren

Tips voor in praktijk te oefenen met geschreven taal

leuke lees en schrijf hoeken, stripboeken, tijdschriften en naslagwerken
je kunt een thematafel samenstellen met boeken
ook kun je helpen bij de samenstelling van een spannende boekenvollectie die regelmatig wisselt
opschriften in de klas zijn nuttig, bijv. op kasten en laden
een nieuwsbord een actuele onderwerpen in de vor van platen en tekst

Wat voor routines kun je de leerlingen laten opbouwen

altijd het opschrift bekijken voor je lades opentrekt
is het resultaat geschikt voor het nieuwsbord bij een schrijfopdracht?
werk in kleine groepjes
stimuleer overleg
maak gebruik van gespreksvormen
denk hardop als je met teksten bezig bent
maak hoeken, bijv. gedichtenhoeken

  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Noem de tussendoelen van de (intrensieke) lees- en schrijfmotivatie in de middenbouw.

De leerlingen:
  1. zijn gemotiveerd voor lezen en schrijven
  2. beschouwen l en s als dagelijkse routines
  3. zien geschreven taal als communicatiemiddel
  4. passen geschreven taal toe als middel voor informatieverwerving
  5. ervaren geschreven taal als expressiemiddel

Noem de tussendoelen van de (intrensieke) lees- en schrijfmotivatie in de bovenbouw

De leerlingen:
  1. kunnen waardering opbrengen voor fictie, non-fictie en poëzie
  2. hebben positief zelfbeeld tegenover het gebruik van geschreven taal
  3. onderkennen het persoonlijk en maatschappelijk belang van geletterdh.

De ll gebruiken versch. technieken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen. Leg uit.

De ll:
  1. herkennen lettercombinaties en spellingpatronen
  2. herkennen lettergrepen in geschreven woorden
  3. herkennen het unieke letterpatroon van (leen)woorden
  4. maken bij het lezen gebruik van de betekenis van het woord
  5. maken bij het lezen gebruik van de context van een woord

De ll gebruiken versch. technieken om een tekst goed Voor Te Lezen.
Leg uit.

De ll:
  1. gebruiken leestekens op de correcte manier
  2. lezen groepen van bij elkaar horende woorden als een geheel
  3. lezen een tekst met de bijpassende stemklank
  4. lezen een tekst in het juiste tempo en spreken de woorden goed uit
  5. houden bij het voorlezen rekening met het lesdoel en met de toehoorders

Geoefende spellers gaan steeds meer automatisch gebruikmaken van regels en regelmatigheden in woorden, bovendien moeten ze sommige woorden gewoon van buiten leren.
Wat zijn hiervan de tussendoelen on de middenbouw?

De ll:
  1. kunnen klankzuivere woorden correct spellen
  2. kennen de spelling van woorden met homofonen (ei-ij, au-ou,g-ch)
  3. passen de gelijkvormigheidsregel toe. (hond-honden: in beide gevallen gebruik je de d maar spreekt anders uit; en kast-kastje: in beide gevallen gebruik je de t maar spreekt in kastje niet uit.
  4. passen de analogieregel toe (stam plus t)
  5. kunnen eenvoudige interpuncties toepassen: hoofdletters, punten, vraagtekens en uitroeptekens.
  6. kunnen hun spelling en interpunctie fouten opsporen en verbeteren

Geoefende spellers gaan steeds meer automatisch gebruikmaken van regels en regelmatigheden in woorden, bovendien moeten ze sommige woorden gewoon van buiten leren.
Wat zijn hiervan de tussendoelen on de bovenbouw?

De ll:
  1. kunnen gelede woorden (geleidelijk) en woordsamenstellingen (ademhaling) spellen
  2. beheersen de werkwoordspelling (hij verwachtte, de verwachte brief)
  3. zijn redelijk in staat de leenwoorden correct te spellen (computer)
  4. kunnen complexe interpunctie begrijpen en toepassen (, ; : " ( ))
  5. kunnen zelfstandig hun spelling- en interpunctie fouten opsporen en verbeteren

De ll begrijpen eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn. Welke leesstrategieën hanteren ze daarbij in de MIDDENBOUW?

  1. Ze bepalen het thema vd tekst en activeren hun eigen kennis over het thema.
  2. Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten (het woord waar het verwijswoord naar verwijst)
  3. Ze lossen het probleem van een moeilijke zin op
  4. Ze voorspellen de volgende informatie van een tekst
  5. Ze leiden informatie af uit een tekst.
  6. Ze onderscheiden verschillende soorten teksten, zoals verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten
  7. Ze herkennen de structuur van de verhalen

De ll begrijpen MINDER eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend en argumentatief van aard zijn. Welke leesstrategieën hanteren ze daarbij in de BOVENBOUW?

  1. Ze kunnen op een efficiënte manier informatie uit verschillende bronnen zoeken, selecteren en verwerken
  2. Ze zien betekenisrelaties tussen zinnen en alinea's en herkennen inconsistenties of onlogische stukken
  3. Ze stellen zelf vragen tijdens het lezen
  4. Ze bepalen de hoofdgedachte van een tekst en maken een samenvatting
  5. Ze herkennen de structuur van verschillende soorten teksten
  6. Ze plannen, sturen, bewaken en controleren hun eigen leesgedrag, bvb teruglezen als je merkt dat je iets niet begrepen hebt.
  7. Ze beoordelen teksten op hun waarde. Wordt met de tekst het doel bereikt dat de schrijver voor ogen had (bvb informeren)?

Schrijven is praten op papier alleen moet je als je schrijft alle beter uitleggen omdat de lezer niet direct iets kan vragen als iets onduidelijk is. Tussendoelen zijn dus dat in de BOVENBOUW de ll:

  1. schrijven allerlei soorten teksten, met name verhalende, informatieve, directieve beschouwende en argumentatieve teksten.
  2. herkennen en gebruiken enkele kenmerken van verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en en argumentatieve teksten en passen die toe.
  3. stellen het schrijfdoel en het lezerspubliek van te voren vast.
  4. verzamelen informatie uit verschillende beschikbare bronnen
  5. ordenen vooraf de gevonden informatie.
  6. kiezen de juiste woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in enkelvoudige en samengestelde zinnen.
  7. schrijven langere teksten met de juiste spelling
  8. besteden  aandacht aan de vormgeving en de lay-out
  9. lezen hun geschreven teksten na en reviseren die zelfstandig
  10. reflecteren op het schrijfproduct en het schrijfproces

Bij informatieverwerking gaat het erom om dat de ll leren bronnen te gebruiken.
tussendoelen voor de  MIDDENBOUW zijn:

  1. zoeken snel woorden op bvb in een woordenboek of encyclopedie.
  2. kennen de functie en opzet van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet.
  3. zoeken informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet.
  4. zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op met behulp van een trefwoordenlijst of een computer.
  5. herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is, bvb om een verkeerd begrip van de tekst bij te stellen.
  6. stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst.

Bij informatieverwerking gaat het erom om dat de ll leren bronnen te gebruiken.
tussendoelen voor de  BOVENBOUW zijn:

  1. kennen de betekenis van functie van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet.
  2. zoeken informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, digitale spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet.
  3. zoeken in een openbare bibliotheek boeken of andere materialen op met behulp van computer.
  4. maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst.
  5. stellen zichzelf relevante vragen voor, tijdens en na het lezen van een tekst

De leeswoordenschat  is de woordenschat die de ll tijdens het lezen hebben opgebouwd. Bij het uitbreiden vd woordenschat spelen associaties bij een woord een grote rol. Deze verdieping van betekenissen van woorden noemen we ook wel: conceptuele netwerken. Tussendoelen voor de MIDDENBOUW zijn:

  1. breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. Dit doe je door woorden bij elkaar te zoeken die hetzelfde of ongeveer hetzelfde betekenen.
  2. maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden.
  3. kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren, zoals uitdrukkingen, vergelijkingen en beeldspraak.
  4. zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst
  5. zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nwe woorden

De leeswoordenschat  is de woordenschat die de ll tijdens het lezen hebben opgebouwd. Bij het uitbreiden vd woordenschat spelen associaties bij een woord een grote rol. Deze verdieping van betekenissen van woorden noemen we ook wel: conceptuele netwerken. Tussendoelen voor de BOVENBOUW zijn:

  1. weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties kunnen hebben, en herkennen welke woorden in een test de belangrijkst zijn
  2. weten dat woordparen betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstellingen en synoniemen
  3. passen figuratief taalgebruik zelf toe, zoals uitdrukkingen, vergelijkingen en beeldspraak.
  4. kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen uit de tekst afleiden en onthouden
  5. weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken.

Reflectie op geschreven taal wil zeggen nadenken over geschreven taal: dat teksten verschillende functies hebben bvb om te onthouden dus agenda en boodschappenbriefje. Ook beseffen ll dat de lezer de tekst moet begrijpen dus: goede zinnen en interpuncties. Tussendoelen voor de MIDDENBOUW zijn:

  1. weten dat verschillende soorten tekst verschillende functies hebben.
  2. hebben zicht op de aspecten van schriftelijk taalgebruik, zoals tekstopbouw, woordkeuze
  3. maken onderscheid tussen woordsoorten
  4. kennen de afgrenzing van een zin
  5. kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten

Reflectie op geschreven taal wil zeggen nadenken over geschreven taal: dat teksten verschillende functies hebben bvb om te onthouden dus agenda en boodschappenbriefje. Ook beseffen ll dat de lezer de tekst moet begrijpen dus: goede zinnen en interpuncties. Tussendoelen voor de BOVENBOUW zijn:

  1. zijn in staat onderscheid te maken tussen verhalende, informatieve, argumentatieve, directieve en expressieve teksten en herkennen daarin verschillende functies en tekststructuren
  2. zijn in staat om verbuiging van naamwoorden (bvb een mooi raam, het mooie raam) en vervoeging van ww te interpreteren en toe te passsen
  3. beheersen basale grammaticale begrippen, zoals ond. gez. en pers.vorm
  4. maken het onderscheid tussen formele en informele geschreven taal
  5. begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal

De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:

  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo