Samenvatting: Thema 2 - Juiste

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
LET OP!!! Er zijn slechts 66 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Thema 2 - JUISTE

  • 1 Thema 2.1 - Wat zijn psychofarmaca?

    Dit is een preview. Er zijn 11 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Toediening van medicatie/genotsmiddelen

    Toedieningsvormen: snelheid van opname. De snelheid van opname varieert sterk afhankelijk van de methode:
    • 1. Intraveneus (in de bloedbaan)
      • Snelste methode
      • Directe opname in het bloed
      • Onmiddellijk effect
    • 2. Roken/inhaleren
      • Zeer snel
      • Via de longen
      • Snelle absorptie
    • 3. Snuiven via de neus
      • Snelle manier
      • Bloedspiegel snel laten stijgen
    • 4. Oraal (via de mond)
      • Traag
      • Moet door maag en darmen
      • Veel van het werkzame bestanddeel wordt afgebroken
    • 4. Huid
      • Zeer traag
      • Pas na ongeveer 5-6 uur piekwaarde in het bloed
  • Een speciale klasse van stoffen wordt gevormd door hormonen

    • Een hormoon is een stof die via de bloedbaan naar een ander deel van de hersenen of het lichaam gaat en op die manier een signaal overbrengt
    • Dit proces verloopt een stuk trager (seconden) dan de signalen tussen zenuwcellen die via de neurotransmitters worden overgedragen (tientallen milliseconden) 
    • Voorbeeld - melatonine
      • Via de bloedbaan geeft melatonine signalen af aan het deel van de hersenen dat fungeert als een biologische klok
  • 2 Thema 2.2 - Neurotransmissie

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • Hoe is de communicatie tussen cellen meetbaar met EEG?

    EEG (Elektro-Encefalogram)
    • Meet elektrische signalen op de schedel
    • Registreert activiteit van miljoenen neuronen tegelijk
    Meetproces:
    • Sensoren op schedel
    • Registreren elektrische fluctuaties
    • Tonen hersenactiviteit in golven
  • Hoe werkt medicatie op receptoren?


    Medicatie kan op verschillende manieren met receptoren interageren:


    1. **Agonisten** 
    - Activeren de receptor
    - Hebben een stimulerend of remmend effect op het neuron
    - Kunnen volledig of gedeeltelijk zijn

    2. **Antagonisten** 
    - Blokkeren de receptor
    - Verhinderen activatie door andere stoffen
    - Hebben affiniteit, maar geen intrinsieke activiteit

    3. **Partiële Agonisten** 
    - Hebben een gedeeltelijk effect
    - Minder sterk dan volledige agonisten
    - Bijv. varenicline om te stoppen met roken

    4. **Allosterische Receptoren** 
    - Complexe bindingsmechanismen
    - Binding aan de ene receptor beïnvloedt de werking van andere receptoren
    - Bijv. benzodiazepinen bij GABA-receptoren
  • De beschikbaarheid van neurotransmitters: aangrijpingspunten voor psychofarmaca

    De belangrijkste aangrijpingspunten voor psychofarmaca zijn:


    • Bloed-hersenbarrière
      • Neurotransmitters kunnen niet rechtstreeks door deze barrière
      • Moeten lokaal in de hersenen worden geproduceerd
    • Precursor Productie
      • Essentiële aminozuren uit voeding zijn nodig
      • Enzymen zetten precursors om in neurotransmitters
      • Voorbeeld: Fenylalanine → Tyrosine → L-dopa → Dopamine
    • Deactiveringsmechanismen
      • Binnen de cel
        • Enzymen zoals Monoamine-oxydase-A (MAO-A)
        • Breken neurotransmitters direct af
      • Buiten de cel
        • Enzymen zoals Acetylcholine-esterase
        • Remmen neurotransmitteractiviteit
    • Heropnametransporters
      • Bevinden zich op het presynaptische uiteinde
      • Transporteren neurotransmitters terug in de cel
      • Voorbeelden van remming:
        • Cocaïne - remt dopamine heropname
        • Methylfenidaat - remt dopamine heropname
        • Prozac - remt serotonine heropname
    • Autoreceptoren
      • Bevinden zich buiten de synaps
      • Activeren een negatief feedbackmechanisme
      • Verminderen neurotransmitter afgifte wanneer teveel aanwezig
  • 3 Thema 2.3 - Principes van psychofarmacologie

    Dit is een preview. Er zijn 19 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Beoordeel of onderstaande stellingen juist of onjuist zijn. Stelling 1: De tijd die het kost om een impuls te controleren neemt af met toenemende dosering.Stelling 2: Volwassenen zijn van zichzelf al veel sneller in impulscontrole dan kinderen.Stelling 3: Bij kinderen is er een groter effect van methylfenidaat te zien dan bij volwassenen.Stelling 4: Bij een dosis van 0,4 mg/kg is er bij volwassenen een maximaal effect bereikt.

    • Stelling 1 is juist.
    • Stelling 2 is juist.
    • Stelling 3 is juist.
    • Stelling 4 is onjuist. Het maximale effect is pas bereikt als de dosis-responsecurve volledig horizontaal verloopt.
  • Wat houdt farmacodynamische tolerantie in?

    Farmacodynamische tolerantie kan ontstaan bij langdurig gebruik van een agonist wat zorgt voor een vermindering van het aantal receptoren voor het werkzame bestanddeel in het middel (down regulation). Hierdoor is een hogere dosering van de agonist nodig om te compenseren voor het lagere aantal receptoren en om dus hetzelfde effect te bereiken.
  • Wat houdt supersensitivity in en hoe kan dit optreden bij gebruik van een antagonist?

    • Bij langdurige gebruik van een antagonist is er eigenlijk sprake van het tegenovergestelde van farmacodynamische tolerantie en zien we juist een toename van het aantal receptoren (up regulation). 
    • Een antagonist voorkomt dat een agonist kan binden aan een receptor, en het lichaam reageert hierop door het aanmaken van meer receptoren
    • Als vervolgens een agonist wordt aangeboden, dan zorgt de overvloed aan receptoren voor overgevoeligheid (supersensitivity), waardoor dezelfde hoeveelheid agonist een veel groter effect heeft dan normaal.
  • Welke conclusie kun je op basis van deze grafiek trekken over stof X? Welke stelling is juist?Deze stof is behoorlijk potent en weinig doelmatig.Deze stof is behoorlijk doelmatig en weinig potent.Deze stof is behoorlijk potent en doelmatig.Deze stof is weinig potent en doelmatig.

    • Stelling 1 is juist
  • Omschrijf de begrippen potentie en doelmatigheid  aan de hand van cafeïne in het kader van de DRC

    • Bij een relatief geringe toename in de dosering is er al een merkbaar effect: cafeïne is behoorlijk potent
    • Tegelijkertijd is het maximale effect heel snel bereikt, zelfs bij een vijfvoudige dosering wordt het effect niet groter. Daarmee is cafeïne een weinig doelmatige stof
    • Links: cafeïne bloedspiegel, loopt geleidelijk op met toenemende dosering
    • Rechts: prestatie op een aandachtstaak, is meteen maximaal bij de laagste dosering
LET OP!!! Er zijn slechts 66 flashcards en notities beschikbaar voor dit materiaal. Deze samenvatting is mogelijk niet volledig. Zoek a.u.b. soortgelijke of andere samenvattingen.

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart

Onderwerpen gerelateerd aan Samenvatting: Thema 2 - Juiste