Cardiovasculaire middelen - Calciumantagonisten
3 belangrijke vragen over Cardiovasculaire middelen - Calciumantagonisten
Welke calciumantagonisten zijn er? Welke indicaties hebben ze?
- Hypertensie
2. Overige groep: verapamil, diltiazem
- Hypertensie
- Atriumfibrilleren (dankzij antichronotroop effect; diltiazem heeft de voorkeur ivm verminderd anti-inotroop effect)
Welke bijwerkingen kun je bij calcium antagonisten verwachten?
1. Hypotensie --> orthostase en valneiging
2. Hoofdpijn, flushes, duizeligheid
3. Oedeem (arteriolen verwijdern, maar capillairen zijn even groot)
4. Obstipatie (glad spierweefsel in darm ligt ook stil)
Nifidipine groep geeft reflectoire tachycardie
Overige groep (verapamil en diltiazem) geeft bradycardie ivm verminderde SA/AVgeleiding
Welke interacties kun je bij calciumkanaalblokkers verwachten? Welke middelen veroorzaken dit?
- CYP3A4 inactiveert deze medicijnen --> inductie of inhibitie van CYP3A4 geeft dus een hogere of lagere actieve concentratie
Overige groep (verapamil, diltiazem)
- Bradycardie en AV-geleidingsstoornissen
Synergistisch effect: betablokkers moeten vermeden worden omdat beide middelen een antichronotroop effect hebben
De vragen op deze pagina komen uit de samenvatting van het volgende studiemateriaal:
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden















