Samenvatting: Hc's Thema 2.a.2

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van HC's thema 2.A.2

• 1 Week 1

• 1.1 HC.1 inleiding hematologische maligniteiten en prognostische factoren AML

  Dit is een preview. Er zijn 19 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
  Laat hier meer flashcards zien

• Hoe gaat de indeling van hematologische ziekten?

  Zie dia

• Welke verschillende hematologische maligniteiten? Karakteristieken?

  • Leukemie
    
  • Myoproliferatieve aandoening
  • myelodysplasie
  • lymfomen
  • multiple myoloom

• Welke hematologische maligniteit begint in lymfklier?

  • Lymfomen - het gaat hier om rijpe cellen
    
  • bij leukemie - altijd beenmerg

• Wat zegt een verhoogd LDH in het bloed?

  • LDH is een enzym dat vrijkomt bij celdood
    
  • dit komt voor bij hoge celproliferatie

• Welke ziektespecifieke prognostische factoren bij AML zijn er?

  • Cytogenetische afwijkingen
    
  • moleculaire afwijkingen: komen vaak niet geïsoleerd voor. De belangrijkste moleculaire afwijkingen zijn NPM-1 en FLT3-ITD

• Wat zegt met name wat over de prognose bij AML?

  Bij AML:
  

  • De hoeveelheid zieke cellen.blasten zegt niks over de prognose
    
  • Met name de cytogenetische en moleculaire afwijkingen zeggen wat over de prognose.

• Hoe gaat de risicoclassificatie bij ziektespecifieke prognose?

  Zie dia

• Welke therapie gerelateerde prognostische factoren bij AML zijn er?

  • Respons van de ziekte op behandeling
    
  • Minimal residuele ziekte (MRD)

• Hoe wordt er gekeken naar therapie gebonden prognostische factoren?

  • Respons - klinische remissie
    
  • MRD
  • flowcytometrie
  • PCR

• 1.2 HC.2 Myelodysplastisch syndroom (MDS)

  Dit is een preview. Er zijn 33 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
  Laat hier meer flashcards zien

• Wat is kenmerken bij flowcytometrie bij MDS?

  • Hierbij wordt gekeken naar de receptoren op de cellen.
    

  
  
  

  • 9% myeloïde blasten
  • myeloblasten met een licht afwijkend immunofenotype
  • Geen afwijkingen bij de monocytaire en granulocytaire uitrijping.