Samenvatting: Ouderenpsychologie
- Deze + 400k samenvattingen
- Een unieke studie- en oefentool
- Nooit meer iets twee keer studeren
- Haal de cijfers waar je op hoopt
- 100% zeker alles onthouden
Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Ouderenpsychologie
-
1 Thema 1: Overzicht
Dit is een preview. Er zijn 1 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
Laat hier meer flashcards zien -
1.1 Studietaak 1.1 Ouderenpsychologie en beeldvorming over ouder worden
Dit is een preview. Er zijn 2 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.1
Laat hier meer flashcards zien -
Welke vragen horen bij de subschaal Chronische tijdslijn, van de APQ?
wat betekent dat het bewustzijn van de eigen veroudering chronisch verloopt/altijd aanwezig is. Vragen die horen bij deze subschaal zijn:- Ik ben me altijd bewust van mijn leeftijd.
- Ik zie mezelf altijd als een ouder iemand.
- Ik ben me altijd bewust van het feit dat ik ouder word.
-
Welke vragen horen bij de subschaal Cyclische tijdslijn van de APQ?
wat betekent dat het bewustzijn van de eigen veroudering cyclisch verloopt ofwel komt en gaat in een golfbeweging. Vragen die horen bij deze subschaal zijn:- Ik zit in een cyclus waarin ik afwisselend betere en slechtere ervaringen heb met het ouder worden.
- Er zijn tijden dat ik me oud voel.
- Van dag tot dag heb ik een ander besef van het ouder worden.
-
Welke vragen horen bij de subschaal positieve consequenties van de APQ?
wat betekent dat iemand positieve gevolgen op verschillendelevensdomeinen koppelt aan het ouder worden. Vragen die horen bij dezesubschaal zijn:- Naarmate ik ouder word, word ik
wijzer . - Naarmate ik ouder word, neemt mijn persoonlijke
groei toe. - Naarmate ik ouder word,
waardeer ik dingen steeds meer.
- Naarmate ik ouder word, word ik
-
Welke vragen horen bij de subschaal negatieve consequenties van de APQ?
wat betekent dat iemand negatieve gevolgen op verschillendelevensdomeinen koppelt aan het ouder worden. Vragen die horen bij dezesubschaal zijn:- Het ouder worden beperkt mijn mogelijkheden.
- Het ouder worden maakt alles veel
moeilijker voor mij. - Naarmate ik ouder word, kan ik aan minder activiteiten deelnemen.
-
Welke vragen horen bij de subschaal emotionele representaties van de APQ?
wat weergeeft welke emotionele reactie veroudering bij iemand oproept. Vragen die horen bij dezesubschaal zijn:- Denken aan het ouder worden maakt me
somber . - Ik maak me zorgen over het mogelijke effect van het ouder worden op mijn
relaties met anderen. - Denken aan het ouder worden maakt me
boos .
- Denken aan het ouder worden maakt me
-
Welke vragen horen bij de subschaal positieve controle van de APQ?
wat weergeeft in hoeverre iemand het gevoel heeft zelf controle te kunnen uitoefenen op positieve ervaringen. Vragen die horen bij deze subschaal zijn:- De kwaliteit van mijn sociale leven op latere leeftijd hangt af van mijzelf.
- Of ik nog altijd een volwaardig leven kan leiden, hangt af van mijzelf.
- Of het ouder worden positieve kanten heeft, hangt af van mijzelf.
-
Welke vragen horen bi jde subschaal negatieve controle van de APQ?
wat weergeeft in hoeverre iemand het gevoel heeft geen controle te kunnen uitoefenen op negatieve ervaringen. Vragen die horen bij deze subschaal zijn:- Trager worden op hogere leeftijd is niet iets wat ik zelf in de hand heb.
- Het ligt niet aan mij hoe mobiel ik ben op latere leeftijd.
- Ik kan er zelf niets aan doen als ik later minder vitaal word of mijn levenslust verlies.
-
1.2 Studietaak 1.2 Levenslooptheorieën
Dit is een preview. Er zijn 68 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1.2
Laat hier meer flashcards zien -
Welke 2 centrale dimensies in stereotype-beelden bestaan er tav ouderen en hoe worden ze beoordeeld?
- Competentie: negatief; zwak, hulpbehoevend
- Warmte: positief; zowel karakter als sociale vaardigheden worden als prettig ervaren.
- Competentie: negatief; zwak, hulpbehoevend
-
Wat zijn normatieve historische factoren?
Denormatieve historische invloeden zijnbiologische en socialeomgevingsinvloeden die verbonden zijn aan de specifiekemaatschappelijke situatie in dehistorische tijd, passend bij een bepaalde generatie of een bepaaldcohort . Voorbeelden hiervan zijn eenoorlog , eeneconomische recessie of een bepaalde voor de maatschappij ingrijpende technologische ontwikkeling (bijv.Internet ). -
Wat zijn voorbeelden van niet-normatieve determinanten?
Meneer van Duin is ergeenzaam geworden nadat zijn vrouw isoverleden .
Het overlijden van delevenspartner is eenniet-normatieve determinant.
Door eenflinke val kan mevrouw Riksen al enige tijd niet meer zelf haarboodschappen doen.
Het vallen van mevrouw Riksen is eenniet-normatieve determinant.
- Hogere cijfers + sneller leren
- Niets twee keer studeren
- 100% zeker alles onthouden















