Samenvatting: Spierfysiologie

Studiemateriaal generieke omslagafbeelding
  • Deze + 400k samenvattingen
  • Een unieke studie- en oefentool
  • Nooit meer iets twee keer studeren
  • Haal de cijfers waar je op hoopt
  • 100% zeker alles onthouden
Gebruik deze samenvatting
Onthoud sneller, leer beter. Wetenschappelijk bewezen.
Trustpilot-logo

Lees hier de samenvatting en de meest belangrijke oefenvragen van Spierfysiologie

  • 1 HC1 - Bouw en Functie Skeletspieren

    Dit is een preview. Er zijn 40 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 1
    Laat hier meer flashcards zien

  • Myosine Heavy Chain (MHC)

    S1 (koppen) + S2 (staart).
    • S1 bevat ATPase-activiteit, bindt aan actine
    • S2 combineert met andere staarten, vormt dikte.  
  • Myosine Light Chain (MLC)

    Bevinden zich bij de kopjes.
    • Regulatoir (RLC): trainen > gefosforyleerd > kopje steekt verder uit > meer kans op interactie > sterkere spier.
    • Essentieel (ELC): functies niet helemaal duidelijk. 
  • Met hoeveel actinefilamenten kan een myosinefilament binden en andersom?

    1 myosinefilament is omgeven door 6 actinefilamenten en kan hiermee binden, iedere actinefilament kan interacteren met 3 andere myosinefilamenten: matrixvorm.
  • Bindweefsel: pezen en -lagen

    • Krachten worden via bindweefsel overgedragen op botten: myotendineuze junctie (buitenste membraan).
    • Slechts 15% van pezen bestaat uit cellen, de overige 85% is extracellulair weefsel (collageen).
    • Pezen kunnen stijver worden onder invloed van training, dwarsverbindingen (crosslinks) tussen collageenvezels, door bepaalde enzymen (diabeten), of acuut bij rek door snelle wateropname.
    • Eiwitvernieuwing bij pezen is veel trager dan bij spieren (1-2% per dag), dit heeft gevolgen voor revalidatie. 
  • 2 HC2 - Kracht, Snelheid en Vermogen

    Dit is een preview. Er zijn 10 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 2
    Laat hier meer flashcards zien

  • De mogelijke snelheid van verkorten hangt af van de (uitwendige) weerstand

    • Veel weerstand: veel kracht moeten leveren, weinig snelheid.
    • Iets minder weerstand: concentrische contractie, hoe lichter hoe sneller de contractie kan plaatsvinden. 
  • 3 HC3 - Cross-Bridge Functie

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 3
    Laat hier meer flashcards zien

  • Wat kost meer ATP? (concentrisch, isometrisch en excentrisch)

    Excentrisch < isometrisch < concentrisch.
    • Concentrisch, 2 effecten, tegengesteld aan elkaar.
      • Meer ontkoppeling via g2, deel van myosine is snel weer beschikbaar voor koppelen: hoge turnover rate en dus hoog energieverbruik.
      • Minder myosine koppelt, dus bij hogere verkortingssnelheid lager ATP-gebruik  
    Bij bepaalde snelheid optimaal ATP-gebruik. Lagere snelheden: g2>g1 overheerst, hogere snelheden: < crossbridges overheerst (respectievelijk eerste en tweede effect).


    • Excentrisch: een deel van de crossbrigdes zal mechanisch worden losgetrokken, wat geen ATP kost. 
  • 4 HC4 - Excitatie-Contractiekoppeling, de Stimulatiefrequentie-Krachtrelatie

    Dit is een preview. Er zijn 19 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 4
    Laat hier meer flashcards zien

  • Welke twee manieren van Ca2+ vrijmaking heb je uit het SR?

    • DHP-receptoren: depolarisatie T-tubulus membraan > vormverandering DHP > blokkade ryanodine (Ca2+ kanaaltjes) opgeheven > Ca2+ komt vrij in het cytosol (onder invloed van de concentratiegradiënt).
    • Calcium-geïnduceerde calcium release: vrijgekomen Ca2+ zorgt ervoor dat de ryanodine die niet direct gekoppeld is aan DHP (de helft) ook openen. 
    > Spieren hebben verschillende mate van afhankelijkheid van extern Ca2+
  • Stimulatie van motorische zenuwen

    Iedere spier wordt geïnnerveerd door één zenuw > zenuwen proximaal in één hoofdbundel > stimuleren, meerdere spieren worden geactiveerd > eén elektrische puls: eén actiepotentiaal opwekken in alle axonen tegelijk, krachtrespons?
  • 5 HC5 - Bouw en Functie Eiwitten en Fibre Types en Motor Units

    Dit is een preview. Er zijn 13 andere flashcards beschikbaar voor hoofdstuk 5
    Laat hier meer flashcards zien

  • Ieder spiervezeltype (I, IIa, IIb) heeft zijn eigen isovorm van myosine

    • Type I: langzaam
    • Type IIa: snel
    • Type IIb: in knaagdieren
  • Wanneer activeren type I en II?

    • Type I activeert bij zure omgeving
    • Type II activeert bij basische omgeving

Om verder te lezen, klik hier:

Lees volledige samenvatting
Deze samenvatting +380.000 andere samenvattingen Een unieke studietool Een oefentool voor deze samenvatting Studiecoaching met filmpjes
  • Hogere cijfers + sneller leren
  • Niets twee keer studeren
  • 100% zeker alles onthouden
Ontdek Study Smart